Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Uitgaven voor en belangrijkheid van vrije tijd

Tussen 2000 en 2004 gaf de Italiaanse overheid jaarlijks 0,9 tot 1% van het BBP uit aan recreatie, cultuur en religie (rond EU15 gemiddelde). Dat was zo’n 2% van haar budget. Het deel van het huishoudbudget dat op gaat aan recreatie en cultuur lag in 2005 op 5,8% (laagste EU15 na Griekenland; Eu27: 8,4%). In 2006 werd er 5,5% aan besteed; het minste door 65plussers (alleenstaand 3,2%, paar 3,5%) en het meeste door alleenstaanden onder 35 (6,4%) en paren met kinderen (3 of meer: 7,6%; bron Italy in figures 2008). Van het huishoudbudget van 2005 ging verder 5% naar restaurants en hotels (EU 5,3%) en 3,1% naar restaurants en cafés e.d. (Eu 3,9%). Ook de bestedingen voor alcohol (buiten uitgaan) lagen onder de EU normaal (0,9 om 1,2%). Die voor leesvoer lagen er iets minder ver onder (1,3 om 1,4%). Aan kleding en schoeisel gaf men relatief veel uit (7 om 5,7%), maar aan communicatie weer niet (2,2 om 3,3%). Hoewel Italië veel casino’s telt lagen naar huishoudbudget gerekend ook de uitgaven voor kansspelen iets onder de EU normaal (0,9%; EU25: 1%; NL 0,6%). Casino’s zijn echter voor menigeen een welkome bron om zwart geld wit te wassen.

Tussen 2000 en 2007 gingen de huishouduitgaven gemiddeld met slechts 1,1% omhoog (kleinste stijging EU27; EU15 +7,3% tussen 2000 en 2006). Alleen bij communicatie (+50 om +47% in 2006; +64% in 2007) lag de stijging boven de Eu15 normaal en ten aanzien van alcohol, tabak en narcotica was de daling iets minder groot dan gemiddeld in de EU (-7,3%, EU15 -8,4%). Het verschil met de EU15 trend was het grootst bij recreatie en cultuur (+0,6 om +21,1%), gevolg door kleding en schoeisel (-7,1%; EU15 +9,4%), eten en (niet alcoholisch) drinken (-0.5% om 7%); woninginrichting/ onderhoud -2,5 om 4,8%; directe woonlasten 0,2 om 5,3%; educatie -8,2 om -3,2%; diverse goederen en diensten (2,5 om 7,1%); gezondheid (10,2% om 14,7%); restaurants en hotels (1,8 om 5%) en vervoer (0,4 om 3,1%; bron Eurostat onder national accounts detailed breakdown). De prijsstijging was tussen 2000 en 2008 iets groter dan in de EU15 (algemeen 8,7 om 7,9%). Vooral in 2008 gingen de prijzen sterker omhoog dan gemiddeld in de Eurolanden in de Eu15 landen.    

In 2002 gaven men in Italië vrije tijd qua belangrijkheid een 7,6 als cijfer (18 EU landen: 7,8 gemiddeld; Eurlife indicator). In 2003 vonden meer Italianen dan EU burgers dat ze te weinig tijd hadden voor hobby’s en interesses (52%, hoogste Eu15; EU25 43%). Ook tussen 1994 en 2000 waren de Italianen naar EU15 maatstaven al het minst tevreden met hun beschikbare hoeveelheid vrije tijd. Eind 2006 lag het contingent dat de stelling onderschreef dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk boven de EU25 normaal (57 om 48%). Het deel dat vrije tijd tot de belangrijke levensgebieden rekende lag toen met 92% ook iets boven deze standaard (90%). De kijk op vrije tijd en de manier waarop men deze invult vari­eert met de maatschappelijke groep waartoe men be­hoort. Vooral werkenden klagen naar EU maatstaven veel over gebrek aan vrije tijd en in 2000 was meer dan de helft van hen (werkenden in loondienst 56%, zelfstandigen en leidinggevenden 60%) ontevreden met de beschikbare hoeveelheid. Vooral onder leidinggevenden waren velen (43%) die minstens een paar keer per maand werk mee naar huis namen en die moeite hadden met het scheiden van werk en privé (20%). Werklozen vinden nogal eens dat ze vrij hebben wanneer ze zich kunnen onttrek­ken aan het wakend oog van de familie (ze wonen meestal bij hun ouders in), terwijl wer­kenden vrije tijd juist zien als gelegenheid om in familieverband dingen te doen.

Tijdsbestedingonderzoek

In 2006 bracht Eurostat de resultaten uit van een onderzoek naar tijdsbesteding in 17 van de 27 Eu landen. Het werd tussen 2000 en 2005 uitgevoerd onder 20 tot 75 jarigen; in Italië tussen april 2002 en maart 2003. Men bekeek bij beide geslachten welk deel van het volk welk deel van de tijd aan bepaalde bestedingen deed. De bevinding dat de Italianen als volk ijdel zijn wordt van hieruit opnieuw gestaafd door de feiten. Behalve dat men naar EU maatstaven veel uitgaf aan kleding en schoeisel, kwam uit het tijdbestedingonderzoek naar voren dat beide geslachten in Italië vlak na de Fransen de meeste tijd staken in koken en persoonlijke verzorging. In Italië speelt ook de sterk geslachtsgebonden taakverdeling een rol. Zo bleek dat Italiaanse vrouwen de meeste tijd besteedden aan huishoudelijk werk (m.n vaatwassen en poetsen) terwijl dat bij mannen juist de minste tijd was. Mannen waren opvallend weinig bezig met wassen, strijken en handenarbeid (0% van hun huishoudelijke werktijd, laagste) en veel met winkelen (23%, hoogste) en tuinieren (16%, 3 na hoogste). Ook hadden de Italiaanse met Franse vrouwen de minste vrije tijd over in de onderzochte landen.

Het deel van de vrije tijd dat op ging aan TV kijken was relatief klein (v 36%, laagste na DL; m 37%, 2 na laagste) en bij vrouwen was de deelname er aan laag (76%, laagste met DL). Wel kwam tv/ video kijken (net als elders) qua hoeveelheid vrije tijd die er in werd gestoken op de eerste plaats; respectievelijk gevolgd door gezelligheid met anderen (m hoogste in de landen met 19% van hun vrije tijd); uitrusten (v 13%, hoogste; m 10%, gedeeld hoogste) en sporten. Beide geslachten brachten een relatief klein deel van hun vrije tijd door met lezen (v 6%, 2 na kleinste; m 7%, 3 na kleinste). Vrouwen besteedden verder naar verhouding weinig vrije tijd aan hobby’s en spelletjes (3%) en veel aan vrijwilligerswerk en helpen (6%, bij 2 hoogste). Bij mannen was het patroon min of meer omgekeerd (hobby’s/ spelletjes 7%, vrijwilligerswerk etc 3% van de tijd). De deelname aan computerspelletjes was relatief laag (m 2%, v 0%) en het overige computergebruik gemiddeld (m 8%, v 3% in 2002/03). Men is in Italië relatief veel met de eigen auto onderweg (m 71% reistijd; hoogste van de landen; v 59%, 2 na hoogst). Van de tijd onderweg die overblijft wordt een verhoudingsgewijs groot deel gelopen. In 2007 ging 74,4% met de auto naar het werk en 11,2% te voet.

Media, computergebruik en lezen

In 2007 keek volgens compendio statistico Italiano 2007 onder de bevolking vanaf 3 jaar 94% TV en luisterde 63% radio (60% dagelijks). In Italië wordt naar Eu maatstaven relatief kort TV gekeken, maar de TV staat wel lang aan (gemiddeld 237 minuten p/d in 2006 volgens Ofcom, naar EU maatstaven lang; radio 125 minuten, kort naar EU maatstaven). In 2007 las onder de 5plussers 58% minstens eens per week krant (m 64%, v 53%; noorden 66%, zuiden 46%) en 43% had in dat jaar boeken gelezen (m 37%, v 50%; noorden 52%, zuiden 32%). Volgens het WAN was de dagbladendichtheid onder 14plussers in 2005 relatief klein (156 per 1000 inwoners; 21e EU27). De oplagen daalden volgens deze club tussen 2002 en 2005 met 4,5%, maar in 2006 was sprake van een stijging van 2%. De recente snelle stijging van de oplagen van gratis kranten is hier debet aan. In 2005 was onder Italianen van 15+ de interesse in politiek en actualiteit de laagste binnen de EU25 na Portugal (58% geïnteresseerd, EU25 67%). De belangstelling voor allerlei vormen van amusement op TV is aanzienlijk groter. Rond 1995 waren bibliotheken erg dun gezaaid (41 per miljoen inwoners; EU 182), maar men gaf toen ruim 50% meer uit aan boeken dan het EU gemiddelde. Een opmerkelijk groot deel van de bevolking (64%) was in 2001 in het bezit van een encyclopedie (12% op Cd-rom). In 2005 lag het DVD bezit onder het EU25 gemiddelde (44 om 52%). Het aandeel Italianen dat naar muziek luisteren opgaf als vrijetijdsbesteding was in 2001 groot (83%).

In 2008 had 42% van de Italiaanse huishoudens thuis internet (EU27 60%). Italië was toen het enige Eu land waar de dichtheid iets was gezakt. Het internet werd volgens Eurostat naar EU15 maatstaven niet zo veel gebruikt voor contact met instanties (info opvragen 14 om 29%, formulieren downloaden 10 om 18%, formulieren opsturen 5 om 13%) of voor het bestellen van goederen voor privé gebruik (7 om 29%) en het deel dat door een virus informatie was kwijt geraakt was boven gemiddeld (41 om 36%). Wel was het gedeelte ervaren internetgebruikers relatief groot (5 of 6 verschillende taken 9 om 8%). De opkomst van mobiele telefoons heeft uiteraard ook zijn weerslag op vrijetijdsbesteding. In 2008 was de dichtheid de grootste in de EU27 (134 om 108%).

Sociaal leven

In 2000 lag in het Italië het gedeelte 14 plussers dat minstens eens p/w contact met buren had (81%) iets boven en het deel dat met die frequentie familie en vrienden zag (ook 81%) iets onder het EU15 gemiddelde. Net als elders in de Eu25 vinden bijna alle Italianen gezin/familie (eind 2006: 97%) of vrienden (95%) erg belangrijk. In 2003 lagen tevredenheid over het eigen gezinsleven (8 op een schaal van 1 t/m 10) en het deel dat vond dat men minstens genoeg tijd stak in contact met familie vrijwel op de EU25 normaal (75%). Het gedeelte dat vond dat men meer huishoudelijk werk moest doen dan eerlijk is was toen relatief klein (14%, EU15 26%) evenals het deel dat zich door de familie buitengesloten voelde (4 om 6% in 2001). Het gedeelte dat de eigen deelname aan sociale activiteiten minstens voldoende vond (62 om 68%) of dat tevreden was met hun sociale leven lag echter onder de Eu15 standaard (82 om 88% in 2004).

Net als in andere Mediterrane landen is het lidmaatschap van verenigingen laag, maar  hierbij scoort Italië wel het hoogst onder deze landen. In 1998 was (buiten de kerk) 66% van de Italianen (EU 48%, Zuid Europa 72%) lid van geen enkele vereniging. In 1999 lag volgens Eurlife indicator het deel van de 14plussers dat actief was in een godsdienstige club (7%) op het Eu15 gemiddelde, maar het deel dat bezig was in een politieke of ideële organisatie lag daar iets onder (14 om 17%) evenals het deel dat om persoonlijk redenen actief was in een club (13 om 15). Het volksdeel dat vond dat men genoeg tot teveel tijd stak in politiek en vrijwilligerswerk lag in 2003 qua grootte onder de EU15/25 normaal (45 om 55%) en eind 2006 was het deel dat helpen of vrijwilligerswerk belangrijk achtte groter dan gemiddeld in de EU25 (88 om 79%). In 2008 was onder de bevolking van 13plus 1,6% lid van een milieuclub en 8,8% van een culturele club (+1,3% t.o.v 2002: m 10,8%; v 7,5%; noord 11%, zuid 7%). Het deel dat actief was in een vrijwilligersclub ging tussen 2002 en 2008 ook iets omhoog (van 8 naar 9%; noord 12%, zuid 6%), evenals het deel dat vrijwillig actief was binnen een andere organisatie (van 2,9 naar 3,3%; noord 4%, zuid 2%). Het gedeelte dat (gratis) aan vakbondswerk deed lag overal rond 1,4%. In 2001 beschikten 96.000 non-profit instellingen op het gebied van cultuur, recreatie en sport over ruim 1,2 miljoen vrijwilligers. In het land wordt vrijwilli­gerswerk m.n gedaan door gepen­sioneerden. Het vertrouwen in instituties is laag. In 2007 stond men op de EQLS qua vertrouwen in politieke instellingen 17e binnen de EU25.

In 2007 was van de Italianen van 13plus 90% redelijk tot erg tevreden over hun familierelaties, 82% over hun vrienden en 62% over hun vrije tijd (noorden 65%, zuiden 58%; landelijk 48% redelijk tevreden).

Activiteiten buitenshuis

Tot de populaire buitenactiviteiten behoort tuinieren. Vooral de wat oudere mannen onder Italiaanse emi­granten houden er bijv ook in hun gastland vaak een moestuin of volkstuintje op na. Bospaddestoelen zoeken, gokken en kaart­spelen (m.n mannen), flaneren en paraderen (en in het verlengde daarvan winkelen en etalages bekijken) zijn tevens geliefd, maar hierover ontbreekt vaak ver­gelijkend cijfermateriaal. In 2007 deed 21% van de Italianen minstens eens per week actief aan sport (22% in 2008) en 26% woonde sportevenementen bij. Qua cultuurdeelname (minstens eens per jaar) scoorde bioscoopbezoek het hoogst (49%), gevolgd door bezoek aan musea (27%), disco’s (24%), archeologische sites en monumenten (22%), theaters (21%) en popconcerten (19%). Onder de artistieke hobby’s was rond 2000 fotograferen, filmen en video’s maken het po­pulairst (35%, EU 29%) gevolgd door dansen (18%, EU 22%) en schrijven (8%, EU 15%). Het cafébezoek lag precies op de EU15 normaal (15%).

Anders dan de meeste volken die van bospaddestoelen zeggen te houden willen Italianen het mycelium (ondergronds schimmelnetwerk) van wilde paddestoelen niet beschadigen. Daarom snijden ze hun bospaddestoelen en zoeken ze truffels vaker met honden dan met varkens. De zorg en aandacht voor natuur en voeding blijkt ook uit het hoge aandeel biologische landbouwgrond in Italië en de uit Italië stammende slow-food beweging die thans in heel culinair Europa aanhang geniet.

Huishoudelijke bezittingen

In 2004 beschikte 86% van de Italiaanse huishoudens (EU 73%) over minstens één auto  (waar­onder 42% met 2 of meer exemplaren); 80% beschikte over minstens 1 mobiele telefoon (86% in 2007), 68% (EU 75%) had video, 65% een stereo-installatie en 38% (41% in 2007) een vaatwasser (EU 37%). In 2005 bezat 44% DVD (EU 52%). In 2007 had 46% een PC, 29% een satellietschotel en 28% airco. In 2008 had 42% van de huishoudens thuis internet (EU 60%).