Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Bestedingen aan en belang van vrije tijd

In 2009 lagen de uitgaven van de Roemeense overheid aan recreatie, cultuur en religie met 1,1% van het BBP iets onder de EU27 normaal (1,2%). Huishoudens gaven in dat jaar naar EU27 maatstaf het minste uit aan recreatie en cultuur (4,9% van hun budget,  EU 9%; in 2008 5,1 om 9,1%) en van deze uitgaven ging het meeste naar recreatieve & culturele diensten (41 om 37%), gevolgd door audiovisueel/ ICT (22 om 18%); leesvoer (18 om 16%), tuin/ huisdieren (10 om 21%), pakketvakanties (8 om 6%) en diverse duurzame gebruiksartikelen 0 om 3%). Huishoudens gaven ook weinig uit aan horeca (5 om 8,6%, catering 56 om 80%, onderdak echter 44 om 20%), kleding & schoeisel (3,5 om 5,4%) en woninginrichting/ huishoudelijke artikelen (5,1 om 5,8%). Genotsmiddelen (3,7 om 3,5%; alcohol 60 om 46%, tabak 40 om 53%) en persoonlijke verzorging (2,3%) scoorden gemiddeld. De doorsnee uitgaven per bewoner waren, vereffend voor koopkracht, het laagste binnen de Eu (€6.700 om €13.300 p/j in 2009; NL €13.900) en zakten in 2009 sterker dan gemiddeld (-10 om -4%; NL -7%). In 2005 was de variatie naar inkomen daarbij tamelijk groot. Ze liep uiteen van €2830 bij de 20% laagste (EU €14.200) naar €8950 bij de 20% hoogste (EU €39.300). Roemenen besteden erg veel aan het basale eten en drinken. In 2009 steeg het deel van het huishoud budget dat opging aan woonlasten, voeding en kleding & schoeisel relatief sterk. Men gaf minder uit aan interieur & onderhoud, vervoer, recreatie & cultuur en ziekte/ gezondheid (Eurostat annual national accounts detailed breakdown). Najaar 2011 vond 37% de financiële situatie van de eigen huishouding goed (najaar 2010 nog 40%; EU 61 en 64%). 

Qua belangrijkheid van levensgebieden onderschreef najaar 2006 een klein segment in Roemenië dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk (33%; BE 50%; EU 48%; NL 40%, Eurobarometer 66) en het deel dat vrije tijd tot de belangrijke levensgebieden rekende was het kleinst binnen de EU na dat in Bulgarije (75%, EU 90%). Ook vrienden (83 om 95%), vrijwilligerswerk/ helpen (63 om 79%) en politiek (21 om 43%) kwamen in de kelder van de EU. Een relatief groot deel rekende familie (99%), werk (89%) en religie (82 om 52%, 3 na hoogste EU) er wel toe. Het deel dat vond dat men te weinig tijd heeft voor hobby’s en interesses zakte tussen 2003 en 2007 op Eurlife indicator van 66 naar 62%, maar bleef veruit het grootst binnen de EU (EU25 van 43 naar 41,5%). Op EQLS 2007 was onder het werkende volksdeel het segment met te weinig tijd voor contact met familie alleen bij mannen groot (m 36%, EU27 29%, v 27 om 27%), maar bij hobby’s (m 57 om 47%; v 64 om 56%), andere sociale contacten (m 41 om 34%, v 52 om 38%) of vrijwilligerswerk & politieke activiteiten (m 66 om 48; v 73 om 53%) was het deel met tijdgebrek naar EU27 maatstaf groot bij beide geslachten. M.n. bij vrouwen, en dat komt mede doordat deeltijdbanen in Roemenië dun gezaaid zijn.

Media, lezen, internetten en mobieltjes

Naar media gebruik lag de TV kijktijd pp per etmaal tussen 2003 en 2005 iets onder 3u50m (EU van 3u28m naar 3u47m) en was primetime iets aan de late kant (21.15 uur). Via http://www.soros.org/search kan “mapping digital media: Romania” worden gevonden met recente info rond dit onderwerp. Volgens deze bron had in 2009/10 96% van de Roemeense huishoudens TV in huis en de helft daarvan had meer dan 1 toestel. Op werkdagen keek 56% dagelijks 1 tot 3u en 26% (ouderen, werklozen etc.) 4 tot 6u. Daarmee bleef de gemiddelde kijktijd boven 3u p/d. Bij de TV won amusement terrein ten koste van nieuws en actualiteit. Luisteren naar de radio gaat wat achteruit. Op werkdagen luisterde 36% helemaal niet en 22% luisterde minder dan 1 u p/d. Van de luisteraars koos 88% muziek/ amusement en 73% nieuws. Verder luisterden de meesten in hun eentje. De belangstelling voor culturele uitzendingen op radio/ TV viel Roemenië in 2007 in de middenmoot van de EU (minstens één keer 75%, EU 78%, BE 79%, NL 84%: vaker dan 5 keer 47%, EU 46%, BE 50%, NL 56%; Special Eurobarometer 278, wave 67). Roemenen lezen naar EU maatstaf weinig (voor zuid Europeanen niet ongewoon). In 2007 had 58% minstens 1 keer een boek gelezen (EU 71%; NL 75%, BE 66%) en 23% meer dan 5 x (EU 37%, NL 55%, BE 33%). Net als in de meeste EU landen dalen oplagen van de gedrukte pers. In 2004 haalden dagbladen een oplage van 70/1000 inwoners (NL 307/1000m, BE 165/1000; Unesco). In 2009 zakten de oplagen flink. Wel konden tabloids zich handhaven (helft kranten oplagen). Het aantal lezers op schrift is door de kredietcrisis gezakt ten gunste van internet (tussen 2008 en 2011 van 14 naar 32% van de thuisgebruikers, EU van 25 naar 40%, NL 43-53%, BE  21-37%).

In 2010 had 42% van de huishoudens thuis internet en in 2011 47% (EU 70 en 73%,  Eurostat onder industry, trade and services). Het gebruik (alle leeftijden) ligt aan de lage kant (dagelijks: 24%, 21% in 2010; EU 56 en 53%; wekelijks maar niet dagelijks 14%, EU 12%). De tabel hierna biedt nadere info over het gebruik in Roemenië (RO), Nederland, België en de EU, veelal in 2011. Het gebruik valt vaak nog onder de laagste binnen de EU, maar men is wel met een inhaalrace bezig.

Internetgebruik (veelal 2011)

RO

NL

BE

EU27

Alle gebruik wekelijks of vaker

37

90

78

68

E mailen 2010

31

87

72

61

Sociale netwerken

25

46

40

38

Professioneel netwerk (Linkedin etc.) 

3

19

6

7

Info over goederen/ diensten

27

82

43

56

Goederen of diensten verkopen  

3

26

17

17

Info zoeken (bijv. op wikipedia)

15

53

31

39

Politieke mening lezen/ ventileren

3

25

5

14

Eigen content in website zetten

15

27

18

22

Bankieren

4

79

54

37

Krant/ nieuws lezen

32

53

37

40

Bellen/ videobellen

11

38

19

20

Gamen met anderen 2008

6

8

7

7

Muziek/film spelletjes luisteren, kijken, downloaden 2010

21

51

33

28

TV kijken/ radio luisteren 2010

15

53

22

26

Betaalde audiovisuele content 2008

4

7

3

5

Baan zoeken/ solliciteren

9

19

14

17

Gezondheidsinfo ophalen

29

53

35

38

Info + boeken van reis/ onderdak

15

50

40

39

Onderwijs en training 2010

38

39

39

Formulieren opsturen naar instantie

3

48

26

21

In 2010 was het internetgebruik bij een onderwijsinstelling bijna gemiddeld (7%, Eu 8%) en op het werk nog erg laag (12 om 28%). Het aandeel werknemers dat van huis uit internette voor hun werk (telewerkers) was in 2006 ook relatief klein (24%, EU 47%, NL 67%, BE 62%) en in 2011 lag het segment erg ervaren internetgebruikers nog onder de EU normaal (5 of 6 taken uitvoeren; 7%, EU 11%, BE 10%, NL 19% in 2011). Special Eurobarometer 278, wave 67 biedt in QA7 voor begin 2007 gedetailleerde info over vormen van cultureel internetgebruik. Dit lag m.n. hoog bij alles wat bespaart (bij top3 EU bij gratis TV/film, webcam gebruik en chatrooms, bij top5 bij muziek/ radio en ook hoog bij krant lezen, bellen, spelletjes, foto’s etc.), maar relatief laag bij alles wat geld kost en bij blogs of info over cultuur en sportevenementen. Wel was de Roemeense steekproef klein. Het gebruik van mobiele telefoons heeft uiteraard ook zijn weerslag op tijdsbesteding. De dichtheid viel in 2009 met 118% iets onder de EU27 normaal (125%) en ging enorm omhoog (62% in 05). Het aandeel vaste telefoonaansluitingen ligt laag (25 om 43%), maar steeg ook nog flink (rond 19% tussen 2000 en 2006).

Sociaal en cultureel leven

Bronnen over dit onderwerp zijn EQLS 2003 en 2007 (ook terug te vinden op Eurlife indicator) en Eurobarometers (EB). Het spanningsveld dat de combi van collectivisme, communistisch verleden en religie creëert speelt een rol. De Roemeense cultuur is (mede door de armoede) collectivistisch zodat men familie en groepsidentiteit belangrijk vindt ten opzichte van de individuele identiteit. Binnen de communistische ideologie waren in voltijd werkende vrouwen de norm, maar de religie (m.n. de orthodoxie), die veel invloed heeft, schrijft hen de traditionele rol van echtgenote en moeder voor. Elkaar helpen (familie, vrienden en burenhulp) staat in RO hoog aangeschreven (EB 273, QA 4), vooral op het vaak arme platteland waar naar verhouding veel Roemenen wonen. Weinigen voelen zich buitengesloten door familie (3% in 2002, EU 7%; NL 5%; BE 7%) en ook het segment dat zich maatschappelijk buitengesloten voelt was aan de kleine kant (12%, EU 15% in 09; in 2010: 13 om 16%, NL 14%, BE 21%; Special EB 321 en 355 QA25f). Naar niet georganiseerd sociaal leven (d.w.z. zonder formeel lidmaatschap) staken in 2007 mannen ruim gemiddeld en vrouwen relatief weinig tijd in kinderopvang, mantelzorg, koken/ huishouden en vrijwilligerswerk met een klein MV verschil als gevolg (m 42u, EU27 40u; v 51 om 61u p/w). Toch was het segment vrouwen dat vond dat ze meer huishoudelijk werk doen dan eerlijk is in 2007 aan de grote kant (37%, EU 34%, NL 36%, BE 46%). De tevredenheid over eigen gezinsleven was naar EU maatstaf wijdverbreid, maar zakte na 2003 (8,1 in 2003; 7,8 in 07; 7,5 in 09 op een schaal van 1 t/m 10; EU25 7,9 in 03 en 07 en 7,7 in 09) en nazomer 2010 was het deel dat tevreden was met het eigen gezinsleven relatief klein (62%, EU 76%) en het ontevreden deel naar verhouding groot (16 om 8%, Special EB 355, QA 2). In 2003 vond 72% en in en 2007 75% dat men genoeg tot teveel tijd besteedt aan gezin of familie (EU van 75 naar 78%). Tevredenheid met het sociale leven steeg tussen 2002 en 2004 iets (van 60 naar 63%); maar bleef naar verbreiding flink achter bij de EU normaal (84% in 2004). Het deel dat eigen deelname aan sociale activiteiten voldoende achtte ging tussen 03 en 07 flink omhoog (van 44 naar 54%, EU25 van 67 naar 71%). In 2007 vond 45% dat ze door hun werk te weinig tijd hebben voor hun gezin (EU15 26%, NLS 42%). Het deel met te weinig tijd voor hobby’s en interesses zakte van 66% naar 62% (EU15 41%, NLS 47% in 07).

Eind 2006 was het segment Roemenen dat tevreden was met de vrije tijd faciliteiten in de buurt relatief klein (40%, EU25 60%) en het deel dat tevreden was met de winkel mogelijkheden in de buurt was aan de kleine kant (73 om 78%, EB 273, QA3) 

In Roemenië is de participatie aan georganiseerd sociaal leven klein. Mantelzorg, burenhulp, gezellig samenzijn (velen vinden dat ze er te weinig tijd voor hebben) en tradities (bijv. feesten) maken clubs met contributies en leden rond een gestructureerde activiteit deels onnodig. Bovendien werkt in RO als voormalig Oostblokland ook nog door dat in de communistische tijd lid zijn werd opgelegd. Zo deed in 2006 maar 18% vrijwilligerswerk binnen clubs (EU 34%, NL 2e EU met 55%, BE 37%, EB 273, wave 66.3: QA 19). Kerkelijke clubs (7 om 6%) en clubs voor ouderenrechten (3 om 2%) hadden relatief veel leden, beroepsorganisaties (2%), milieu (2%) en consumentenclubs (1%) hadden een doorsnee aanhang en andere clubs relatief weinig (sport & recreatie 3 om 13%; vakbond 3 om 4%; onderwijs, kunst & cultuur 2 om 8%; liefdadigheid/ sociale hulp 2 om 5%, ouderenrecreatie 1 om 3%, patiëntenrecht, specifieke belangen, internationale hulp of rechten en politieke club allemaal 1 om 2%). In 2007 staken mannen naar NLS maatstaf p/w veel tijd in vrijwilligerswerk (m 6u, EU15 6u, NLS 4u; v 3 om 5 om 5u), maar het volksdeel dat dit soort werk belangrijk vond was met dat in Bulgarije het kleinst binnen de EU (63 om 79%). Het deel dat vond dat men minstens genoeg tot teveel tijd stak in politiek en vrijwilligerswerk ging tussen 2003 en 2007 van 19 naar 32% (EU 55% en 54%). Vertrouwen in politieke instellingen is weinig verbreid. In 2007 scoorden de Roemenen het op 7 na laagst (20e EU27) en in 2009 bij de 5 laagste in de Eu (parlement en regering 3,3 om 4,1, EB 321, wave 72.1, QA 17) en nazomer 2010 was het deel met vertrouwen in het parlement (6 om 15%) het kleinst en dat met vertrouwen in de regering (7 om 15%) het op één na kleinst binnen de Eu. 

Roemenië is een arm EU land en basaal overleven speelt een hoofdrol. Bij velen komt cultuurdeelname in moderne zin niet eens in hun hoofd op en de meesten hebben er geen geld voor. In 2007 vonden relatief weinigen cultuur belangrijk (67%, EU 77%). De passieve cultuurdeelname is laag. Bij alle 10 vormen van passieve deelname scoorde men onder de EU normaal en bij 8 van de 10 (behalve bij cultuur op TV en boeken lezen)  bij de laagste 5 binnen de EU. Bij 7 van de 8 nagevraagde vormen van actieve deelname was de deelname ook onder gemiddeld. Alleen bij dansen kwam men boven de EU normaal (20 om 19%, bron EB 278, wave 67). In 2007 was de deelname aan informeel leren (vrijwillige cursussen etc.) het laagst binnen de EU (m 19 om 46%, v 18 om 43%).

Buitenactiviteiten

Veel Roemenen zijn al buiten actief omdat ze op het land werken. Voor hen vormen traditionele festivals en feesten vaak een gelegenheid voor actieve vrije tijdsbesteding. Te denken valt dan bijv. aan dansen en paardrijden (zie onder folklore en cultuur in engere zin). Ook jagen, vissen en verzamelen van kruiden, bessen en paddenstoelen zijn geliefde activiteiten. Roemenen gaan in hun vrije tijd graag de bergen in. Dat is bijv. op veel scholen een vast onderdeel van het schooljaar. Onder de favoriete bezigheden vallen dan tevens trektochten, skiën, rotsklimmen en grotten exploreren. Populaire sporten zijn verder fietsen, voetbal, kanoën, turnen en tennis. Fitness clubs zijn in opkomst (zie onder sport). Kuuroorden zijn ook voor de Roemenen zelf geen onbekend fenomeen.

Huishoudelijke bezittingen

Het bezit van duurzame gebruiksgoederen onder Roemeense huishoudens is na 2005 flink gestegen. TV’s zijn overal wijdverbreid. In 2009 had 96% van de huishoudens TV in huis (EU25 95% in 05). De helft daarvan had er meer dan 1. In 2005 was het segment met video (5,5 om 65%) of DVD (3 om 52%) het kleinst binnen de Eu. Hetzelfde geldt voor de dichtheid aan auto’s in 2009 (20 personenauto’s per 100 inwoners, EU27 47). De stijging hierin was wel groot (van 12 naar 20, EU van 42 naar 47) en het aandeel van minstens 10 jaar oud viel mee (40% in 2010, BE 28%, NL 33%, Litouwen bijv. 80%). Het segment onder de lage inkomensgroep (onder 60% van modaal) dat tegen de eigen zin een 5tal items niet had omdat men het niet kon betalen viel in 2010 onder de EU top (auto 61%, EU15 14%, NLS 39%; wasmachine 43 om 2 om 16,5%; computer 49 om 11 om 31%; kleuren tv 4,4 om 1 om 3%; telefoon 22,5 om 1,2 om 9%; bron Eurostat). Bij auto en TV trok het na 2007 relatief sterk bij en bij TV was de achterstand het kleinst.