Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Bestedingen aan en belang van vrije tijd

In 2009 lagen de uitgaven van de Deense overheid aan recreatie, cultuur en religie met 1,7% van het BBP flink boven de EU15 normaal (1,1%). Daarvan ging 0,5% naar recreatie en sport en 0,4% naar religie en andere gemeenschapsdiensten. Huishoudens gaven toen naar EU maatstaf ook relatief veel uit aan recreatie en cultuur (10,5% van hun budget; EU15 9,3%; pakketvakanties 1,3 om 0,5%, audiovisueel/ICT 2,3 om 1.7%, andere duurzame gebruiksartikelen 0,6 om 0,4%, tuinen/ huisdieren 2 om 1.9%, diensten 3,2 om 3,2%, leesvoer 1,2 om 1,4%). Genotsmiddelen (3,5%) en persoonlijke verzorging (2,1%) scoorden vrijwel gemiddeld en er ging naar verhouding weinig naar horeca (diensten voor onderdak 0,4 om 1,5%; catering 5,4 om 7%), kleding en schoeisel (4,5 om 5,5%) en woninginrichting (5,4 om 6%). De doorsnee bestedingen per bewoner liggen vereffend voor koopkracht onder de EU15 normaal (€13.400 p/j; EU15 €14.900; NL €15.000) en zakten in 2009 sterker dan gemiddeld (7%. EU15 5%). In 2005 was de variatie naar inkomen daarbij klein. Ze liep uiteen van €11.030 bij de armste 20% (EU15 €10.570: NL €14.862) naar €22.750 bij de rijkste 20% (EU15 €28.900; NL €27.100). In 2009 lagen qua verandering de uitgaven per huishouden 18% hoger dan in 2000 (EU15 +10,5%). De uitgaven voor communicatie (-17 om -19%) en recreatie/cultuur (-4 om +10%) zakten. Ook aan genotsmiddelen gaf men naar verhouding weinig meer uit (14 om 25%). Bij wonen (31 om 19%), woninginrichting 16 om 6%), educatie (39 om 18%), restaurants en hotels (28 om 18%) en eten en drinken (23 om 17%) was de stijging duidelijk boven gemiddeld (Eurostat annual national accounts detailed breakdown).

Rond begin oktober 2006 onderschreef qua belang een ruim gemiddeld aandeel Denen de stelling dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk (51%; BE 50%; EU 48%; NL 43%; Eurobarometer 66) en het deel dat vrije tijd tot de belangrijke levensgebieden rekende (91%) was ook vrijwel gemiddeld. Het volksdeel dat vond dat men te weinig tijd had voor hobby’s en interesses was in 2007 volgens Eurlife indicator aan de kleine kant (36,5%, EU15 41%) en iets kleiner dan in 03 (-3,5% om -2%). EQLS 2007 kwam iets anders uit (mannen 37%, EU15 47%; vrouwen 44 om 52%). Het deel met te weinig tijd voor vrijwilligerswerk of politieke activiteiten lag op deze EQLS ook onder de Eu standaard (m 35 om 48; v 44 om 52%). Over te weinig tijd voor contacten met familie (m 39 om 30%, v 36 om 27%) en over tijdgebrek voor andere sociale contacten (m 32 om 33%, v 41om 37%) werd relatief veel geklaagd. Deze uitslagen hangen samen met wat men belangrijk vindt. Najaar 06 vonden relatief veel Denen politiek (53%, EU25 43%), familie (98 om 97%) en vrienden (97 om 95%) belangrijk en weinig religie (30% om 52%) of vrijwilligerswerk en helpen (74 om 79%, EB 273, wave 66.3).

Media, lezen, internetten en mobieltjes

In 2006 lag de TV kijktijd onder de Eu normaal (2u42m per etmaal, EU 3u47 minuten in 05) en primetime viel iets aan de vroege kant (21.00 om 21.08 uur). In 2009 werd echter gemiddeld 3u9m gekeken, 22 minuten langer dan in 08. De kijktijd neemt toe met de leeftijd (kinderen 1u53m, 55plussers 3u56m in 09). Culturele uitzendingen op radio of Tv trokken in 2007 relatief veel publiek (minstens één keer 89%, EU 78%, BE 79%, NL 84%: vaker dan 5 keer 59%, EU 46%, BE 50%, NL 56%; EB 278, wave 67). Denen lezen ook veel. Van hen had 83% minstens 1 keer een boek gelezen (EU 71%; NL 75%, BE 66%) en 56% meer dan 5 keer (EU37%, NL 55%, BE 33%). Net als in de meeste EU landen dalen de oplagen van kranten en tijdschriften. Volgens het Deense ministerie van cultuur zakte het gedeelte dagbladlezers tussen 1987 en 2004 van 83 naar 56%. In 2009 viel het aandeel Denen dat kranten of tijdschriften las op internet onder de EU top.

In 2009 had 83% van de huishoudens thuis internet (hoogste EU na NL en Zweden), 1% meer dan in 2008 (EU15 68%, +4%, Eurostat onder industry, trade and services). Het internetgebruik onder 16-75 jarigen was ook het hoogst binnen de EU na dat in NL en Zweden (wekelijks: 82% van de groep,+2% t.o.v. 08; EU15 64%, +4%; dagelijks 72%, +1%, EU15 51%, +5%). De tabel hierna biedt nadere info over het gebruik (veelal in 2009) in Denemarken (DK), de EU, Nederland en België. De periode vooraf waarover de vraag werd gesteld was 3 maanden, met uitzondering van alle gebruik (1 week). DK scoorde het hoogst binnen de EU op gebruik van chatrooms en privé verkopen en was hoogste na Zweden op betaalde audiovisuele content.

Internetgebruik in m.n. 2009

DK

NL

BE

Eu27

Alle gebruik

82

86

70

60

E mailen

81

85

68

57

Chatrooms, forums, netwerksites

51

24

28

28

Info over goederen/ diensten ophalen

74

79

59

51

Eigen content in website zetten

33

26

18

20

Privé verkopen

25

18

17

10

Bankieren

66

73

46

32

Krant/ tijdschrift lezen

64

46

34

31

Bellen, videobellen

33

12

18

17

Games downloaden/ updaten (2008)

11

15

6

9

Muziek/film luisteren, kijken, downloaden en gamen (2008)

34

49

25

30

TV kijken, radio luisteren

42

51

20

24

Betaalde audiovisuele content (2008)

14

7

3

5

Baan zoeken/ solliciteren

27

17

13

15

Gezondheidsinfo ophalen

46

50

33

33

Info + boeken van reis/ onderdak

56

48

34

35

Onderwijs en training (2006)

20

23

15

19

Formulieren opsturen naar instantie

33

33

10

12

Volgens Special EB 278, wave 67 gebruikten in februari/ maart 2007 ook relatief veel Denen het internet voor gamen (32%, EU27 25%), uitwisselen van bestanden (36 om 26%), bezoek aan gespecialiseerde cultuur en kenniswebsites (43%, hoogste EU, EU 24%), zoeken van info over sport/ actieve vrije tijd (43 om 41%), opslaan en uitwisselen van foto’s (54 om 36%), kopen van cultuurproducten (48 om 30%) en het maken van een eigen website (11 om 9%). Webcam gebruik (12 om 14%) en downloaden van gratis muziek (22 om 27%) scoorden toen onder de EU normaal. Hetzelfde gold toen nog voor bezoek aan chatrooms en forums (19 om 22%). Dit is daarna dus erg gestegen. In 2009 lag het internetgebruik op de werkplek (44%, EU27 27%) en bij een onderwijsinstelling (14 om 9%) hoog. Het aandeel dat van huis uit internette voor hun werk (telewerkers) was in 2006 het grootst binnen de EU. Het liep op van 46% bij bedrijven met 10 tot 50 werknemers (EU27 13%) via 81% bij middelgrote bedrijven (EU 30%) naar 95% bij bedrijven met minstens 250 werknemers (EU 52%). In 2007 lag het gedeelte ervaren internetgebruikers (5 of 6 taken beheersen) boven de EU27 normaal (12 om 8%). Het gebruik van mobiele telefoons heeft uiteraard ook zijn weerslag op tijdsbesteding. De dichtheid lag in 2008 met 120% een fractie onder het EU27 gemiddelde.

Sociaal en cultureel leven

Op Eurlife indicator (http://www.eurofound.europa.eu/) is veel info te vinden over sociaal leven in de EU. In DK is de deelname aan niet georganiseerd sociaal leven wisselend, maar de tevredenheid erover is wijdverbreid. Denen houden net als Nederlanders erg van gezelligheid (hygge). In 2007 staken mannen tamelijk veel en vrouwen relatief weinig tijd in kinderopvang, mantelzorg, koken/ huishouden en vrijwilligerswerk (m 43u, EU15 40u; v 45 om 62u p/w; EQLS 2007, nadruk op vrouwen emancipatie in Scandinavië). Het segment vrouwen dat vond dat ze meer huishoudelijk werk doen dan eerlijk is was in 2007 het kleinst binnen de EU na dat in Finland (16%, NL 36%., BE 46%). Op tevredenheid over eigen gezinsleven scoren de Denen het hoogst binnen de EU (8,7 in 2003, 8,8 in 07, 8,5 in 09 op een schaal van 1 t/m 10; EU25 7,9 in 03 en 07 en 7,7 in 09). Het deel dat vond dat men genoeg tot teveel tijd besteedt aan gezin of familie was daarbij aan de kleine kant (70% in 2007, -1,5%; EU 78%; +4%). Buiten de eigen huisdeur steken gezinnen veel tijd in familiebezoekjes. Ook de tevredenheid met het sociale leven was in 2002 en 2004 het meest wijdverbreid (96%; EU15 88% in beide jaren). Een modaal deel achtte de eigen deelname aan sociale activiteiten minstens voldoende (72% in 2003 en 2007; EU15 72%, +7%). Het segment dat zich buitengesloten voelt door familie (4% in 2001; EU15 6%, NL 5%; BE 7%) of maatschappij (8%, NL 13%; EU 15%, BE 16% in 2009; EB 321/ wave 72.1) is klein.

Het georganiseerde sociale leven heeft in DK een hoge vlucht genomen. De onafhankelijke boerenstand die in de 19e eeuw opkwam vormde de aanzet daartoe. In de 60er ja­ren van de 20e eeuw begonnen jongeren de traditionele hiërarchische kerkelijke, politieke en sportorganisaties de rug toe te keren en horizontaal georganiseerde meer informele politieke, milieu en natuurclubs kwamen op. De officiële organisaties werden daardoor op den duur ook informeler en horizontaler. Ook nu ligt de participatiegraad (lidmaatschap van clubs) in DK hoger dan in Nederland. Gewoonte (lidmaatschap van de kerk) of noodzaak spelen daarbij een onmiskenbare rol (vakbonden verzorgen uitkerin­gen), maar vrijwilligerswerk binnen verenigingen blijft tot op de dag van vandaag een belangrijke vrijetijdsbesteding. In 2006 lag het aandeel Denen dat aan vrijwilligerswerk deed boven de EU27 normaal (49%, NL 2e EU met 55%, BE 37%, EU 34%, EB 273, wave 66.3: QA 19). Daarbij scoorden alleen kerkelijke/ religieuze clubs relatief laag (4% van de Denen was hier actief in, EU25 6%) en patiëntenverenigingen scoorden gemiddeld (2%). Bij clubs in het kader van educatie en cultuur (14 om 8%), milieu (5 om 2%), vrije tijd voor ouderen (6 om 2%), politiek (5 om 2%) en emancipatie (4 om 2%) en bij internationale en mensenrechten organisaties (6 om 2%) viel de deelname onder de top3 van de 27 EU landen en ook clubs voor buitenactiviteiten (incl. sport 21 om 13%); vakbonden (8 om 2%), beroepsverenigingen (3 om 2%) consumentenbonden (2 om 1%) hulporganisaties (7 om 5%) en ouderenbonden (2 om 1%) trokken een boven gemiddeld aandeel vrijwilligers. Zowel mannen als vrouwen staken naar EU15 maatstaf p/w een gemiddeld aantal uren in vrijwilligerswerk (6 en 5u). Eind 2006 was het volksdeel dat vrijwilligerswerk belangrijk achtte naar Eu maatstaf echter aan de kleine kant (74 om 79%, iets belangrijk vinden of dwepen past niet zo in het Deense waardepatroon) en het volksdeel dat vond dat men minstens genoeg tijd stak in politiek en vrijwilligerswerk was groot (65%, +2% t.o.v. 03; EU 54% in 03 en 07). Tot in 2009 was vertrouwen in politieke instellingen het meest wijdverbreid binnen de EU.

Hoewel een doorsnee aandeel Denen cultuur belangrijk zegt te vinden (77% in 2007) is de cultuurdeelname uitzonderlijk groot. In 2007 viel de passieve deelname bij 8 van 10 activiteiten en de actieve deelname bij 4 van 8 activiteiten onder de top3 binnen de EU25. Op alle andere activiteiten scoorde men boven gemiddeld (zie ook cultuur in engere zin op deze website en EB 278, wave 67). Muziek (rock, jazz, folk) en theater zijn geliefd. Actief samenzijn (idræt), milieu en kennis zijn belangrijke onderwerpen waar omheen clubs bestaan. Opvallend veel Denen volgen in het winterhalfjaar ’s avonds cursussen en iedere stad heeft cursusfacili­teiten. Cursussen gaan vaak gepaard met lezingen en excursies en monden na afloop dikwijls uit in informele hobbyclubjes.

Buitenactiviteiten

M.n. in de zomer nemen velen actief of passief deel aan massasporteve­nementen. Net als de Nederlanders staan de Denen bekend als een volk van fietsers. Fietstoertochten trekken vele tienduizenden deelnemers. Doordat DK een ei­landenrijk is speelt m.b.t. vrijetijdsactiviteiten buitenshuis water een hoofdrol. Langs kusten en stranden wordt in het warme seizoen massaal gezeild, gesurft, gekanood, gehengeld, gewandeld, gezwommen, gefietst, badminton en beachvolleybal gespeeld en passief ge­recreëerd.

Huishoudelijke bezittingen

Het bezit van duurzame gebruiksgoederen onder Deense huishoudens ligt naar EU15 maatstaf veelal hoog. In 2009 had 97% van de huishoudens TV in huis (EU25 95% in 06). Het aandeel met video of DVD lag verder boven de Eu standaard (respectievelijk 76 om 65% en 64 om 52% in 06). maar het autobezit is relatief laag (39 personenauto’s per 100 inwoners in 2008, EU15 51). Rond 30% van de auto’s was minstens 10 jaar oud (BE 28%, NL 33%). Het volksdeel onder de lage inkomensgroep (onder 60% van modaal) dat tegen de eigen zin een 5tal items niet had omdat men het niet kon betalen lag in 2008 bij auto (23%, EU15 14%), wasmachine (5,6 om 2%) en kleuren TV (1,3 om 0,9%) relatief hoog (computer 3,5 om 13,5%; telefoon 0,0 om 1,6%; bron Eurostat).