Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Uitgaven voor en belangrijkheid van vrije tijd

Men heeft in Griekenland geen 8 tot 5 mentaliteit en werk en vrije tijd lopen nogal door el­kaar. Vooral de vele zelfstandigen en de werknemers in de toeristenindustrie maken naar EU maatstaven lange dagen. Tussen 2000 en 2004 waren de uitgaven van de Griekse overheid aan recreatie, cultuur en religie het laagst binnen de EU (jaarlijks 0,4% van het BBP; EU15 0,9 à 1% p/j). Het deel van het huishoudbudget dat op gaat aan recreatie en cultuur lag in 2005 op 4,2% (bij 3 laagste EU27; EU27: 8,4%). Van het huishoudbudget van 2005 ging wel veel naar restaurants en hotels (8,6%; EU 5,3%) en naar restaurants en cafés e.d. (7,7 om 3,9%; beide bij 3 hoogste EU25). De bestedingen voor alcohol buiten uitgaan waren het laagst binnen de EU na Cyprus (0,6 om 1,2%) en die voor leesvoer lagen iets onder de EU normaal (1,2 om 1,4%). Aan kleding en schoeisel gaf men relatief veel uit (7 om 5,7%) en aan communicatie ook (3,8 om 3,3%). In 2005 lagen de totale uitgaven per huishouden (gelijkgetrokken voor prijsverschillen) met €30.975 boven het EU15 gemiddelde van €28.608; variërend van €18.600 bij de armste 20% (EU15 €16.400: NL €22.700) naar €50.000 bij de rijkste 20% (Eu €45.400; NL €41.000). Daarbij waren de grootste posten woonlasten (30,2%; EU27 33,1%), voeding en genotsmiddelen (18,9%; EU 19,4%) en vervoer (10,4%; EU 11,9%). In stedelijke gebieden waren de bestedingen ruim 4% hoger en op het platteland zo’n 2% lager dan gemiddeld (EU15 7% lager).

Tussen 2000 en 2007 gingen qua verandering de huishouduitgaven gemiddeld met 27,6% omhoog (grootste stijging EU15: EU15 +7,3% tussen 2000 en 2006). Met uitzondering van diversen (27% minder; EU15 7% meer) en communicatie (+30%, EU15 +47%) stegen alle uitgavenposten tussen 2000 en 2006 veel sterker dan in de EU15. De bestedingen voor recreatie en cultuur gingen het sterkst omhoog (+78%, EU15 +21%), gevolgd door woninginrichting en onderhoud (56 om 5%), onderwijs (+52% om -3%), genotsmiddelen (+40 om -8%), vervoer (38 om 3%), gezondheid (34 om 15%), eten en drinken (31 om 4%), kleding en schoeisel (23 om 10%), restaurants en hotels (22 om 5%) en woonlasten (11 om 5%; bron Eurostat onder national accounts detailed breakdown). Tussen 2000 en 2007 bleef Griekenland naar koopkracht goedkoop naar EU maatstaven (80% van de EU27 normaal in 2002 en 89% in 2007). In mei 2009 waren de prijzen t.o.v 2005 met 13% gestegen (EU rond 9%), maar ze waren nog maar 0,7% hoger t.o.v een jaar eerder (vergelijkbaar met EU gemiddelde).

In 2002 gaf men vrije tijd qua belangrijkheid een 7,8 als cijfer (gemiddelde van 18 EU landen; Eurlife indicator). In 2003 lag het volksdeel dat vond dat men te weinig tijd had voor hobby’s en interesses iets boven het EU25 gemiddelde (47 om 43%). Eind 2006 behoorde het contingent dat de stelling onderschreef dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk bij de EU25 top (66 om 48%) en het deel dat vrije tijd tot de belangrijke levensgebieden rekende lag vrijwel op de EU normaal (91 om 90%). Het gedeelte werkenden dat naar eigen idee te weinig tijd had voor hobby’s en interesses (mannen 57%, EU15 47%; vrouwen 67 om 55 %) of voor vrijwilligerswerk of politieke activiteiten (m 77 om 48%, v 86 om 52%) was in 2007 erg groot. M.b.t contacten met familie (m 14 om 30%, v 12 om 27%) en andere sociale contacten (m 30 om 33%, v 40 om 37%) viel het deel dat tijdtekort ervoer echter mee (bron EQLS 2007). Deze uitslag hangt samen met wat Grieken belangrijk vinden. Zo vond iedereen familie (EU 97%), 94% vrienden (EU 95%), 85% helpen en vrijwilligerswerk (EU 79%) en slechts 36% (EU 43%) politiek belangrijk (bron Eurobarometer 273, wave 66.3).  

Media en bezigheden binnenshuis

Lezen is in Griekenland en Portugal (beide landen met naast veel mooi weer relatief veel laaggeschoolden) niet erg populair. De dichtheid van kranten en tijdschriften behoort in Griekenland tot de laagste binnen de Eu. In 2000 las slechts 20% van de Grieken (laagste aandeel EU) dagelijks de krant, 30% (hoogste aandeel EU) las nooit kranten en 54% (hoogste aandeel na Portugal en België) had toen een jaar lang geen boek gelezen. In 2007 was het laatste aandeel evenwel teruggebracht naar 41%. Daarmee liet men 6 EU27 landen achter zich (EU27 29%). Zondagskranten zijn met 50% van de oplagen echter erg geliefd en ook sportkranten hebben een aardig marktaandeel (16,5% rond 2005). In 2006 had 99,9% van de Griekse huishoudens TV in huis (EU25 95%). Het aandeel huishoudens met video of DVD lag echter onder de EU 25 normaal (respectievelijk 52 om 65% en 40 om 52%). In het land wordt naar EU maatstaven erg lang TV gekeken, in 2005 gemiddeld ruim 4u per etmaal (EU25 ruim 3,5 uur) en de primetime piek valt laat op de avond (rond 22.30u: het meeste late tijdstip met Spanje). In 2007 was de kijktijd opgelopen naar 4u19m en de langste geworden binnen de EU. De al wat ouderen (vrouwen van 45+ en mannen van 65+ kijken het meest (bron http://mediaresearch.orf.at/international.htm). In 2007 volgde 71% minstens één keer een cultureel programma op radio of Tv (EU 78%). 

Het internetgebruik lag volgens deze bron in januari 2009 op 49% van de 18-65 jarigen. Daarmee liet men 6 van de 27 EU landen achter zich. In 2008 had volgens Eurostat (onder industry, trade and services) 31% van de Griekse huishoudens thuis internet, 6% meer dan in 2007 (EU15 64%, +5%). Het internet werd volgens Eurostat naar EU15 maatstaven nog maar weinig gebruikt voor contact met instanties (info opvragen 9%, EU15 29%; formulieren downloaden 4 om 18%, formulieren ingevuld opsturen 3,6 om 13%) of voor het bestellen van goederen voor privé gebruik (6 om 29%). Het gedeelte bedrijven met mensen in dienst die van huis uit internetten was naar EU maatstaven echter naar verhouding heel behoorlijk. Het varieerde van 14% bij bedrijven met 10 tot 50 personeelsleden (Eu15 15%) tot 52% bij bedrijven met minstens 250 mensen in dienst (EU15 63%). Het gedeelte ervaren internetgebruikers (5 of 6 taken beheersen) lag met 4% op de helft van de EU15 normaal. Wel was in 2007 het downloaden van muziek relatief populair (50% van de gebruikers van internet, 2e EU27; bron EB 276, wave 67). Gebrek aan informatie werd naar verhouding vaak aangevoerd als excuus om zich via het internet niet bezig te houden met cultuur. De opkomst van mobiele telefoons heeft uiteraard ook zijn weerslag op vrijetijdsbesteding. De dichtheid lag in 2008 met 99% iets onder de EU15 standaard (107%).

Sociaal leven

In Griekenland is de deelname aan en tevredenheid over niet georganiseerd sociaal leven relatief groot. In 2000 lag in het land het gedeelte 14 plussers dat minstens eens p/w contact had met buren (97%, hoogste Eu15: EU 80%) of met familie en vrienden (92 om 83%) boven het EU15 gemiddelde (bron Eurlife indicator). In 2007 was het volksdeel dat vrienden had onder buitenlanders gemiddeld (26%, 8e EU27: NL 25%, België 35%; bron EQLS 2007). Iedereen in Griekenland vindt gezin/familie (eind 2006: 100%, EU 97%) en 94% vindt vrienden (EU 95%) erg belangrijk. In 2003 lagen tevredenheid over het eigen gezinsleven (8,2 op een schaal van 1 t/m 10; EU 7,9) en het deel dat vond dat men minstens genoeg tijd stak in contact met familie boven de EU25 normaal (84% om 75%). Het gedeelte dat vond dat men meer huishoudelijk werk moest doen dan eerlijk is was in 2003 relatief klein (22%, EU15 26%) en bij vrouwen was het in 2007 gemiddeld naar EU maatstaven (33%, NL 36%, België 46%). In 2001 voelden slechts weinigen zich door familie buitengesloten (4 om 6%). Ook het deel dat zich maatschappelijk buitengesloten voelt was in 2006 met 6% relatief klein (EU25 9%, NL 4%; BE 11%; Eurobarometer 273/ wave 66.3). Het gedeelte dat de eigen deelname aan sociale activiteiten minstens voldoende vond lag boven de Eu15 standaard (73 om 68%), maar het deel dat tevreden was met hun sociale leven lag daaronder (76 om 88% in 2004). Ontevredenheid hierover is m.n terug te voeren op het verenigingsleven.

De sociale functie van verenigingen in noord Europese landen wordt in de meeste mediterrane lan­den vervuld door familienetwerken. Het lidmaatschap van verenigingen is dan ook laag. In 1998 was in Griekenland (buiten de kerk) slechts 24% (EU 52%, Zuid Europa 28%) lid van een club of vereniging. Het aandeel Grieken dat lid was van de voetbalbond was wel het hoogst binnen Zuid-Europa. In 1999 lag het deel dat om persoonlijk redenen actief was in een club net iets onder de EU15 normaal (14 om 15%), maar het deel van de 14plussers dat actief was in een godsdienstige club lag daar boven (9 om 7%) evenals het deel dat bezig was in een politieke of ideële organisatie (22 om 17%). Het volksdeel dat vond dat men genoeg tot teveel tijd stak in politiek en vrijwilligerswerk lag echter onder de EU standaard (46 om 55%). Hetzelfde gold in 2007 m.b.t het aantal uren p/w dat men in vrijwilligerswerk en liefdadigheid stak (m en v beide 3u; Eu15 m 6u, v 5u; bron EQLS 2007). Eind 2006 was het deel dat helpen of vrijwilligerswerk belangrijk achtte groot naar Eu maatstaven (85 om 79%). In 2007 nam men qua vertrouwen in politieke instellingen een middenpositie in (14e binnen de EU27).

Activiteiten buitenshuis

Net als in andere mediterrane landen spelen veel vrijetijdsactiviteiten zich af in de buitenlucht. Zo behoort het verzamelen van wilde (keuken)kruiden tot de veel voorkomende vrijetijdsbestedingen van het zomerhalfjaar. Men brengt dan ook veel tijd door op of bij zee (vissen, duiken etc) en men komt graag bijeen in openluchttheaters en horeca. Mannen zitten vaak bij het koffiehuis (kafenion) om te discussiëren (koppigheid leidt onder Grieken vaak tot felle debatten), roddelen en/of spelletjes te doen als kaarten en dobbelen (tavli). Ook ziet men vaak wat oudere mannen (en ook vrouwen) alleen of in gezelschap bezig met een komboloi (een ketting van “zorgenkralen” die gemanipuleerd wordt als een rozen­krans). Muziek en dans zijn vitale onderdelen van het Griekse leven en er bestaan veel traditionele Griekse dansen die volksdansen zijn in de ware zin des woords. In 2001 waren folk en traditionele muziek favoriet bij 63% van de bevolking (hoogste aandeel na Portugal), concerten in dit genre werden veel bezocht (37%, EU 14%) en 31% van de Grieken (hoogste aandeel na Zweden, EU 22%) gaf dansen op als hobby. Ook weekendbezoek aan vrienden en familie is een geliefde vrijetijdsbesteding. In 1997 deed 69% (EU 55%) dit in de week voor de vraagstelling. Grieken geven eveneens veel uit aan gokken en kansspelen (1,6% van hun huishoudbudget in 2003, 5e EU25).

Ondanks hun rijke historie in dezen doen Grieken relatief weinig aan sport en cultuur. In 1999 rekende slechts 12% sporten tot hun 3 favoriete vrijetijdsbestedingen (laagste EU: EU15 23%). In 2003 was het volksdeel dat 3 keer of vaker p/w sportte (14%: EU15 17%) of dat dit 1 of 2 keer p/w deed (10%, kleinste EU15; EU 21%) kleiner dan in de EU, NL of België (zie onder sport). Ook het deel dat een sportevenement had bezocht was in 2007 relatief klein (32%, EU27 41%). Voetbal en basketbal zijn wel erg in trek en in de media vormt de jaarlijkse verkiezing van de populairste sportclubs een hot item (de topclubs houden zich met meerdere sporttakken bezig). Qua cultuurdeelname zijn archeologische sites voor Griekenland uitzonderlijk belangrijk. In het topjaar 2006 werden er 7,5 miljoen toegangskaartjes verkocht en in 2007 7,3 miljoen. Historische musea trokken tussen 2003 en 2007 tussen 2,5 en 3 miljoen bezoekers p/j en het aantal bezoekers aan theatervoorstellingen steeg tussen 1996 en 2001 van 0,7 maar 1,2 miljoen. Onder deze bezoekers zitten echter veel buitenlandse toeristen. Het aandeel  cultuurbarbaren ligt in Griekenland boven de EU27 normaal (31 om 22% in 2007). In 2007 deden relatief weinig Grieken actief aan kunstzinnige activiteiten (slechts 39%, het op 3 na laagste aandeel in de EU27; Eu 62%, bron EB 278, wave 67). Ook op passieve cultuurdeelname scoorde men overal onder de EU 27 normaal (zie onder cultuur).