Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Bestedingen aan en belang van vrije tijd

In 2009 lagen de uitgaven van de Litouwse overheid aan recreatie, cultuur en religie met 1,2% van het BBP op de EU27 normaal. Daarbij ging 0,8% naar culturele diensten (5e van 21 EU landen), 0,2% naar recreatie en sport (2 van 19 landen lager); 0,1% naar uitzendmedia (7 lager) en 0,0% naar religie en clubs. Huishoudens gaven toen naar EU27 maatstaf relatief weinig uit aan recreatie en cultuur (5,9% om 9,1%) en 25% minder dan in 2008 (EU27 -1%; pakketvakanties 0,8 om 0,6%; audiovisueel/ICT 1,4 om 1,6%; tuinen/ huisdieren 1,2 om 1,9%; diensten 1,8 om 3,2%; leesvoer 0,7 om 1,4%, diverse duurzame gebruiksartikelen 0,0 om 0,3%). Het deel dat opging aan horeca was het kleinst binnen de EU (2,8 om 8,6%, onderdak 0,5 om 1,6%; catering 2,3 om 7%) en ook woninginrichting/ huishoudelijke artikelen (4,9 om 5,8%) scoorde relatief laag. Aan genotsmiddelen (7,2 om 3,5% in 09), persoonlijke verzorging (2,6 om 2,3%) en kleding en schoeisel (7,7 om 5,4%) gaf men relatief veel uit. De doorsnee uitgaven per bewoner liggen vereffend voor koopkracht flink onder de EU normaal (€8.700 om €13.400 p/j in 2009; NL €13.800) en zakten in 2009 veel sterker dan gemiddeld (-12 om -4%; NL -7%). In 2005 was de variatie naar inkomen daarbij groot. Ze liep uiteen van €5000 bij de 20% laagste (EU €14.200) naar €15.500 bij de 20% hoogste (EU €39.300). In 2010 lagen qua verandering de uitgaven per huishouden 42% hoger dan in 2000 (EU27 17% hoger in 09). De prijzen stegen in LT t.o.v. 2005 gemiddeld met 29% (EU +12%). In 2009 had men sterk te lijden onder de kredietcrisis. Het deel van het huishoud budget dat opging aan woonlasten. voeding, genotsmiddelen, ziekte/ gezondheid en kleding & schoeisel steeg relatief sterk. Men gaf flink minder uit aan interieur & onderhoud, vervoer en recreatie/ cultuur (bron: Eurostat annual national accounts detailed breakdown).

Qua belangrijkheid van levensgebieden onderschreef najaar 2006 een klein segment in Litouwen dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk (36%; BE 50%; EU 48%; NL 40%, Eurobarometer 66) en een ruim gemiddeld segment rekende werk (85%), religie (56%) of vrijwilligerswerk/ helpen (82%), tot de belangrijke levensgebieden (EB 273, wave 66.3). Een doorsnee deel rekende familie (97%) daartoe en andere levensgebieden scoorden aan de lage kant tot laag (gezondheid 98%, vrije tijd 82 om 90%, vrienden 87 om 95%, politiek 31 om 43%). Het deel dat vond dat men te weinig tijd heeft voor hobby’s en interesses zakte tussen 2003 en 2007 op Eurlife indicator van 48 naar 42% (EU25 van 43 naar 41,5%). Op EQLS 2007 was het segment met te weinig tijd voor contacten met familie (m 38%, EU27 29%, v 37 om 27%) ook groot. Bij hobby’s gold dat alleen voor mannen (m 50 om 47%; v 48 om 56%) en bij andere sociale contacten (m 28 om 34%, v 30 om 38%) of vrijwilligerswerk & politieke activiteiten (m 39 om 48; v 34 om 53%) viel het deel met tijdgebrek op deze meetlat naar EU27 maatstaf mee.

Media, lezen, internetten en mobieltjes

De TV kijktijd pp per etmaal lag tussen 2003 en 2005 iets onder de EU normaal (van 3u30m naar 3u26m, EU van 3u28m naar 3u47m) en primetime viel iets aan de vroege kant (21.00 uur). Via http://www.soros.org/search kan “mapping digital media: Lithuania” worden gevonden met recente info over media gebruik. Volgens deze bron steeg de TV kijktijd (op basis van TNS onderzoek) tussen 2006 en 2009 van 3u12m naar 3u26m. Het volksdeel dat minstens een kwartier p/d naar de radio luistert werd tussen 2005 en 2009 groter. Het ging van 86 naar 92% en de individuele luistertijd p/d steeg van 2u49m naar bijna 3u. De Baltische staten vielen in 2007 onder de EU top qua belangstelling voor culturele uitzendingen op radio of TV (LT: minstens één keer 90%, EU 78%, BE 79%, NL 84%: vaker dan 5 keer 72%, EU 46%, BE 50%, NL 56%; EB 278, wave 67). Litouwers lezen naar EU maatstaf gemiddeld. In 2007 had 65% minstens 1 keer een boek gelezen (EU 71%; NL 75%, BE 66%) en 37% meer dan 5 x (EU 37%, NL 55%, BE 33%). In 2009 gaf 65% aan boeken te lezen en 38% dat ze dat met regelmaat deden. Net als in de meeste EU landen dalen oplagen van kranten en tijdschriften. In 2004 haalden dagbladen volgens Unesco een oplage van 108/1000 inwoners; laag naar EU15 maatstaf. Het volksdeel dat gedrukte media las steeg tussen 2005 en 2008 (dagblad van 53 naar 60%, weekblad van 66 naar 69%), maar zakte in 2009 (dagblad 49%, weekblad 66%, alle gedrukte media 83%). Het aantal lezers op schrift is door de kredietcrisis gezakt ten gunste van krant lezen op internet (tussen 2008 en 2011 van 43 naar 57% van de thuisgebruikers, EU van 25 naar 40%, NL 43-53%, BE  21-37%).

In 2011 had 62% van de huishoudens thuis internet, 2% meer dan in 2010 (EU 73%, +4%, Eurostat onder industry, trade and services). Het gebruik (alle leeftijden) ligt aan de lage kant (dagelijks: 48%, +7% t.o.v. 2010; EU 56%, +6%; wekelijks maar niet dagelijks 13%, EU 12%). De tabel hierna biedt nadere info over het gebruik in Litouwen (LT), Nederland, België en de EU, veelal in 2011. 

Internetgebruik (veelal 2011)

LT

NL

BE

EU27

Alle gebruik wekelijks of vaker

61

90

78

68

E mailen 2010

49

87

72

61

Sociale netwerken

36

46

40

38

Professioneel netwerk (Linkedin etc.) 

2

19

6

7

Info over goederen/ diensten

55

82

43

56

Goederen of diensten verkopen 2010

2

24

17

13

Info zoeken (bijv. op wikipedia)

25

53

31

39

Eigen content in website zetten

28

27

18

22

Bankieren 2010

37

77

51

36

Krant/ nieuws lezen

57

53

37

40

Bellen/ videobellen 2010

39

17

20

19

Gamen met anderen 2008

9

8

7

7

Muziek/film spelletjes luisteren, kijken, downloaden 2010

32

51

33

28

TV kijken/ radio luisteren 2010

26

53

22

26

Betaalde audiovisuele content 2008

3

7

3

5

Baan zoeken/ solliciteren

14

19

14

17

Gezondheidsinfo ophalen

38

53

35

38

Info + boeken van reis/ onderdak

15

50

40

39

Onderwijs en training 2010

25

38

39

39

Formulieren opsturen naar instantie

16

35

13

13

In 2010 was het internetgebruik bij een onderwijsinstelling relatief hoog (12%, Eu 8%) en op het werk onder gemiddeld (21 om 28%). Het aandeel werknemers dat van huis uit internette voor hun werk (telewerkers) was in 2006 ook relatief klein (26%, EU 47%, NL 67%, BE 62%). Litouwen telt wel erg veel ervaren internetgebruikers (5 of 6 taken uitvoeren; 23%, hoogste EU, EU 10%, BE 8%, NL 6% in 2010). Special Eurobarometer 278, wave 67 biedt in QA7 voor begin 2007 gedetailleerde info over vormen van cultureel internetgebruik. Dit lag m.n. hoog bij alles wat bespaart (downloaden, bellen, kijken, luisteren etc.), maar relatief laag bij alles wat geld kost. Het gebruik van mobiele telefoons heeft uiteraard ook zijn weerslag op tijdsbesteding. De dichtheid viel in 2009 met 148% onder de EU27 top (EU 125%) en steeg na 2006 weinig meer. Het aandeel vaste telefoonaansluitingen ligt laag (22 om 43%) en zakte weinig.

Sociaal en cultureel leven

Op Eurlife indicator (http://www.eurofound.europa.eu/) staan cijfers over sociaal leven in de EU. In Litouwen is de deelname aan niet georganiseerd sociaal leven (d.w.z. zonder formeel lidmaatschap) wisselend. In 2007 staken mannen ruim gemiddeld en vrouwen relatief weinig tijd in kinderopvang, mantelzorg, koken/ huishouden en vrijwilligerswerk met een klein MV verschil als gevolg (m 41u, EU27 40u; v 54 om 61u p/w; EQLS 2007). Het segment vrouwen dat vond dat ze meer huishoudelijk werk doen dan eerlijk is kromp sterk na 2003 en was in 2007 klein (17%, -43%, EU 35%, -2%; NL 36%, BE 46%). De tevredenheid over eigen gezinsleven is na 2003 gestegen (7 in 2003; 7,5 in 07; 7,4 in 09 op een schaal van 1 t/m 10; EU25 7,9 in 03 en 07 en 7,7 in 09). In 2003 en 2007 vond 71% vond dat men genoeg tot teveel tijd besteedt aan gezin of familie (EU van 75 naar 78%). De tevredenheid met het sociale leven zakte tussen 2002 en 2004 flink (65 en 46%; EU 84% in 2004). Het deel dat eigen deelname aan sociale activiteiten voldoende achtte ging tussen 03 en 07 van 70 naar 75% (EU25 van 67 naar 71%). In 2007 vond 40% dat ze door hun werk te weinig tijd hebben voor hun gezin (EU15 26%, NLS 42%), Het deel met te weinig tijd voor hobby’s en interesses zakte van 48% naar 42% (EU15 41%, NLS 47% in 07). Het segment dat zich maatschappelijk buitengesloten voelt werd na 2003 kleiner en lag in 2007 en 2009 onder de Eu normaal (11% NL 13%, EU 15%, BE 16%; EB 321/ wave 72.1 QA25f). In 2002 voelde 7% zich buitengesloten door familie (EU ook 7%; NL 5%; BE 7%). Elkaar helpen (familie, vrienden en burenhulp) staat in Litouwen hoog aangeschreven (EB 273, QA 4). 

Eind 2006 was het segment Litouwers dat tevreden was met de vrije tijd faciliteiten in de buurt relatief klein (39%, EU25 60%) en het deel dat tevreden was met de winkel mogelijkheden in de buurt was van doorsnee grootte (79%, EB 273, QA 3) 

In LT is de participatie aan georganiseerd sociaal leven erg klein. Zo deed in 2006 maar 11% vrijwilligerswerk binnen clubs (laagste aandeel EU na Bulgarije incl. “weet niet” dat met 12% veruit het hoogst scoorde binnen de EU; NL 2e EU met 55%, BE 37%, EU 34%, EB 273, wave 66.3: QA 19). In de communistische tijd werd lid zijn opgelegd en dat werkt in voormalige Oostbloklanden nog door. Bij alle clubs lag de deelname onder de Eu normaal (sport & recreatie 3 om 13%; onderwijs, kunst & cultuur 3 om 8%; vakbond 2 om 4%; kerk 2 om 6%, politieke club 1 om 2%, ouderen 1 om 3%, liefdadigheid 1 om 5%). Beroep, milieu & lokale belangenclubs, clubs die voor rechten opkomen (mensen, ouderen, consumenten, patiënten) en overige clubs bleven op 0% steken. Toch staken in 2007 mannen naar EU maatstaf p/w veel tijd in vrijwilligerswerk (m 8u, EU15 6u, NLS 4u; v 3 om 5 om 5u) en het volksdeel dat dit soort werk belangrijk vond was best groot (82 om 79%). Ook het deel dat vond dat men minstens genoeg tot teveel tijd stak in politiek en vrijwilligerswerk was groot en werd na 2003 groter (60% in 03, 65% in 07; EU 55% in 03, 54% in 07). Op vertrouwen in politieke instellingen scoorden de Litouwers in 2007 het op 4 na laagst (22e EU27) en in 2009 het laagst binnen de EU na Letland (parlement en regering 2,7 om 4,1; EB 321, wave 72.1, QA 17).

Een doorsnee aandeel Litouwers gaf in 2007 aan dat ze cultuur belangrijk vinden (78%). De passieve cultuurdeelname is redelijk te noemen. Bij 10 vormen van passieve deelname scoorden de Litouwers bij regelmatig bezoek (vaker dan 5 x p/j) op 5 vormen boven en op 1 vorm op de EU normaal. Concerten (m.n. pop, folk en wereldmuziek) en cultuur op TV/ radio zijn erg populair en ook het volksdeel dat regelmatig een dans/ ballet/ opera voorstelling, een openbare bibliotheek of een historisch monument bezoekt was naar EU maatstaf groot. Bij 7 van de 8 nagevraagde vormen van actieve deelname lag de score echter onder gemiddeld. Alleen bij acteren kwam men boven de EU normaal (5 om 3%, bron EB 278, wave 67). In 2007 lag de deelname aan informeel leren (vrijwillige cursussen etc.) vrijwel op het EU gemiddelde (m 43 om 46%, v 48 om 43%).

Buitenactiviteiten

Uit http://lietuva.lt/en/lifestyle/leisure_time valt te concluderen dat buitenactiviteiten een belangrijke rol spelen in de Litouwse vrijetijdsbesteding. In voorjaar en zomer zijn tuinieren en gezellige avonden buiten doorbrengen erg geliefd (bijv. bij tuinhuisjes) en langs de vele meren, rivieren en stranden is op veel plaatsen geroezemoes te horen. Verder zijn er op zomeravonden veel openlucht concerten, zomerfeesten en volle terrassen. Ook overdag brengen Litouwers in het warme jaargetij graag zoveel mogelijk tijd door langs, op en in het water met alle denkbare activiteiten en velen gaan dan fietsen of rondkijken in een natuurgebied. In nazomer en herfst is het verzamelen van bessen en vooral bospaddenstoelen een erg populaire traditie. Deze oogst wordt direct opgegeten en/of geconserveerd voor de kerstdis. In de winter wordt veel aan ijsvissen, sleeën en skiën (bijv. langlaufen) gedaan, want sneeuw en ijs zijn er dan bijna altijd. 

Huishoudelijke bezittingen

Het bezit van duurzame gebruiksgoederen onder Litouwse huishoudens is na 2004 flink gestegen. In 2005 had 98,5% van de huishoudens TV in huis (EU25 95%). Het aandeel met video (29 om 65%) of DVD (14 om 52%) was toen klein. Het autobezit is relatief groot (51 personenauto’s per 100 inwoners in 2009, EU27 47), wel met een erg groot aandeel van minstens 10 jaar oud (80%, BE 28%, NL 33%). Ook is het autobezit tussen 1998 en 2009 bijna verdubbeld (EU +18%). Het segment onder de lage inkomensgroep (onder 60% van modaal) dat tegen de eigen zin een 5tal items niet had omdat men het niet kon betalen was in 2010 naar de EU15 standaard groot en naar die van de NLS klein (auto 29%, EU15 14%, NLS 39%, kleuren tv 2,5 om 1 om 3%; wasmachine 11 om 2 om 16,5%; computer 24 om 11 om 31%; telefoon 3,6 om 1,2 om 9%; bron Eurostat). Bij alle items is het bezit ook hier na 2005 erg sterk bijgetrokken, maar in 2009 was door de kredietcrisis (die de Litouwers hard raakte) sprake van een flinke terugval.