Toerisme

Economisch belang en verwachting

Info en cijfers rond toerisme zijn o.m. te vinden op nbtc.nl en via het CBS. Via Country kunnen jaarverslagen van landen (incl. Nederland: NL) worden gedownload met recente info over de stand van zaken in & verwachtingen rond de economische betekenis van het toerisme. In de tabel hierna staan gegevens voor 2013 en de verwachte groei voor 2014 (+/-); vergeleken met het Europees gemiddelde. Het betreft de directe bijdrage aan BBP en werkgelegenheid en de bijdrage met de uitstraling over de hele economie gerekend (BBP totaal en werk totaal). “Bezoek export” verwijst naar de bijdrage van toeristen uit het buitenland aan de export (zakelijk & vrije tijd, verblijfstoeristen & dagjesmensen) en “uitgaven NL/Eur” naar toerisme uitgaven (zakelijk + privé) in eigen territoir van Nederlanders/ Europeanen (NL/Europa). Onder “vrije tijd reizen”/ “zakenreizen” wordt de uitsplitsing zakelijk privé gemaakt voor toeristen uit buitenland en eigen land samen. Onder % wordt hier verwezen naar het aandeel in de totale private/ zakelijke uitgaven. “Kap. invest.” verwijst naar het toeristisch aandeel in kapitaalsinvesteringen.

Item

Nederland

Europa

€ miljard/ banen

%

+/-2014 in %

%

+/- 2014 in %

BBP direct

12,3m

2,1

+3,4

3,1

+3,4

BBP totaal

35,6m

5,9

+2,6

8,7

+2,8

Werk direct

492.000

6,7

+2,7

3,1

+2,4

Werk totaal

763.000

10,5

+2,2

8,5

+1,6

Bezoek export

16,4m

3,1

+5,6

5,3

+5,8

Uitgaven NL/Eur

15,1m

2,5

+0,7

4,0

+2,1

Vrije tijd reizen

26,2m

1,7

+3,3

2,3

+3,4

Zakenreizen

5,3m

0,3

+3,2

0,7

+3,6

Kap. invest.

3,1m

3,3

+6,3

4,6

+3,8

In 2013 kwam van de directe BBP opbrengst 83,2% uit vrije tijd toerisme (16,8% uit zakelijk reisverkeer) en 52,1% uit buitenlands bezoek (47,9% uit bezoek in eigen land). In dat jaar stond het toerisme in NL qua absoluut economisch belang op een hoog pijl doordat NL een rijk land is waar veel geld omgaat, maar qua relatief economisch belang (bijdragen in %) was het pijl (afgezien van banen) aanzienlijk lager. Men stond aldus beschouwd op de wereldranglijst van 184 landen naar directe bbp bijdrage 147e (totale bijdrage 139e), naar directe bijdrage aan de banen 34e (totale 73e), naar exportbijdrage van inkomsten uit buitenlands bezoek 150e en naar bijdrage toerisme aan kapitaalsinvestering 136e. Ook de groei verwachtingen voor 2014 hielden niet over. Hier waren de posities op de wereldranglijst: directe bbp bijdrage 126 (totale bijdrage 145), bijdrage aan de banen (direct 101, totaal 110), export bijdrage buitenlands bezoek 78 en bijdrage aan de kapitaalsinvesteringen 67. De tabel hierna geeft info over de verwachtingen voor 2024 (+/- p/j: de verwachte verandering p/j in % over 2014-2024).

Item

Nederland

Europa

€ miljard/ banen

%

+/-p/j in %

%

+/- p/j %

BBP direct

18,0m

2,5

+3,5

3,3

+2,9

BBP totaal

51,3m

7,3

+3,5

9,2

+2,8

Werk direct

605.000

7,8

+1,8

3,6

+1,7

Werk totaal

932.000

12,0

+1,8

9,3

+1,3

Bezoek export

23,1m

3,3

+2,9

5,6

+3,7

Uitgaven NL/Eur

22,1m

3,1

+3,8

4,1

2,6

Vrije tijd reizen

37,9m

2,1

+3,4

2,5

+3,1

Zakenreizen

7,3m

0,4

+2,9

0,7

+2,8

Kap. invest.

5,0m

4,4

+4,4

4,9

+3,5

Hier scoorde men qua lange termijn verwachting opnieuw naar EU maatstaf alleen hoog op werkgelegenheid en wederom hield de groeiverwachting niet over (bbp direct 133, totaal 136; banen direct 113, totaal 109; export bijdrage buitenlands bezoek 145, bijdrage aan kapitaalsinvestering 94).

Volgens het toeristisch jaarverslag 2014 van het CBS stond tussen 2010 en 2013 de totale economie in NL vrijwel stil, maar groeiden de bestedingen in de toerismesector met 9% (waarvan 6% door inflatie) van €60mld naar €65mld (p 133e.v.). Dat kwam m.n. door groei in besteding door buitenlanders, online boekingen & vliegreizen. In NL komt het grootste deel van de bestedingen op conto van Nederlanders in eigen land (rond 60% in de periode), maar dit aandeel daalde iets ten gunste van de bijdrage van bestedingen van buitenlanders in NL (van 20% naar 22%) en die van uitgaven van Nederlanders voor buitenlandse reizen (rond 12%). In deze periode gaven Nederlanders p/j bijna €47mld uit aan dagrecreatie (p36), maar de gemiddelde uitgaven pp p/d liepen terug van €14,14 naar €12,43; op het totaal winkels €20mld, consumptie €11,5mld, vervoer €7,7mld, deelnamekosten €5mld, vaste kosten €3,1mld, overige kosten €2,7mld in 2013; p40). De uitgaven voor vakanties stegen tussen 2010 en 2013 van €15mld naar €15,4mld (lang €13,5mld, kort €1,9mld; buitenland €12,6mld, eigen land €2,8mld in 2013; p67). Per persoon p/d gaf men in NL €22 uit bij lange en €36 bij korte vakanties. Bij buitenlandse vakanties varieerden deze bedragen enorm met bestemming & verblijf (p71e.v.). Het nbtc biedt onder “economisch belang toerisme” info rond het toerisme als banenmotor.

Trekpleisters, beleid, capaciteit en comfort

De toeristische topattracties van NL zijn al jaren dezelfde. Bij buitenlanders is de Randstad erg in trek met nadruk op Amsterdam (rondvaart, musea, Artis, Wallen, coffeeshops etc.) en op oud Hollandse dagattracties als de Zaanse Schans, Marken & Volendam, de Alkmaarse kaasmarkt, de Keukenhof bij Lisse, Madurodam, de molens van Kinderdijk en de Rotterdamse haven. Andere toeristische regio zijn bij Nederlanders & buitenlanders de Noordzeekust, Waddeneilanden & Friese meren en m.n. vanuit NL de Veluwe en Zuid-Limburg (Toerisme). Onder de evenementen die vele honderdduizenden bezoekers trekken vallen Koningsdag, Parkpop in Den Haag, zeilevenementen als Sail (m.n. Amsterdam & Delfzijl), skûtsjesilen & Sneekweek en sportevenementen als de marathon van Rotterdam, de Nijmeegse vierdaagse en (incidenteel) een Elfstedentocht. In 2013 waren onder de top 50 van dagattracties musea het sterkst vertegenwoordigd (17), gevolgd door dierentuinen etc. (12), sportcentra (9) en attractieparken (7). De top12 trok p/j meer dan 1 miljoen bezoekers met attractiepark de Efteling bovenaan (4,1 m), op afstand gevolgd door het Rijksmuseum in Amsterdam (2,2m) en daarna door 7 trekpleisters met rond 1,4m bezoekers (Zaanse Schans, Burgers Zoo, diergaarde Blijdorp, Attractiepark Slagharen, Van Gogh Museum, dierenpark Artis & attractiepark Duinrell). Boven het miljoen kwamen verder het Anne Frankhuis (1,2m), sportcentrum De Uithof in Den Haag (1,1m) en (als natuurgebied) de Amsterdamse waterleidingduinen (1m). De onderste 10 attracties trokken per stuk tussen 410.000 en 307.000 bezoekers.

In NL valt het toerisme onder het ministerie van economische zaken (toerisme). Dat hanteert om de sector te versterken als beleidsdoelen meer toeristen naar NL halen, ondernemerschap vergemakkelijken en duurzaam toerisme bevorderen. Om punt 1 gestalte te geven heeft het ministerie het NBTC (Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen) in het leven geroepen om NL te promoten. Dat kreeg tussen 2011 en 2015 de helft minder subsidie (van €16,6miljoen naar €8,3m) en het concentreert zich nu op 11 landen waar 80% van de toeristen vandaan komen. Om het 2e beleidsdoel van handen & voeten te voorzien streeft het ministerie minder regeldruk na voor bedrijven en om doel 3 invulling te geven komt men op de proppen met een green deals aanpak.

Voor 2013 telde Eurostat (data, industry, trade & services, tourism) voor NL aan capaciteit 9126 betaalde collectieve onderkomens met 10 of meer plekken (1 op 1770 inwoners, EU28 1 op 1000 inwoners), waarvan 3510 hotels, 3278 campings en 2338 terreinen met vakantiehuisjes etc. Van de 1,4 miljoen plaatsen (1 op 11 inwoners, EU 1 op 16) bevonden er zich er 487.000 in west NL (oost 354.000, zuid 302.000, noord 261.000) en 244.000 in hotelachtige onderkomens (met 17% erg weinig naar EU maatstaf, EU27 44%), 815.000 op campings etc. (erg veel; 58%; EU rond 25%) en 346.000 in vakantiehuisjes etc. (bijna 25%, EU 31%). Het CBS (toerisme 2014 vanaf p96) had ook gegevens voor een jaar later (begin 2014). Het aantal slaapplaatsen in hotelachtige onderkomens en huisjesterreinen was iets gestegen en dat op campings etc. licht gedaald. Een hotelachtig onderkomen telde gemiddeld 31 kamers en 71 bedden. Bij hotels etc. sprong Noord-Holland er uit (832 van 3555 onderkomens met 90.000 bedden; voor de helft in Amsterdam). Gelderland en Zeeland kenden de grootste concentratie aan campings (landelijk gemiddeld 50 standplaatsen, 250 slaapplaatsen) en huisjesterreinen. Tussen 2012 en 2014 kwamen er overal in het land meer huisjesterreinen. Wel telden die gemiddeld wat minder slaapplaatsen. Koploper Gelderland kwam in 2014 tot 238 van zulke terreinen (+15% t.o.v. 2012) en Zeeland tot 209 (+42%). Het aantal groepsaccommodaties (ruim 800) groeide ook. Koplopers zijn Brabant (184), Friesland (160) en Gelderland (158). De bijdrage aan slaapplaatsen is echter gering (57.000). Naar comfortklasse bij hotels viel in 2013 van ruim 100.000 kamers 5% van de bedplaatsen onder de hoogste klasse (5 sterren; verdere verdeling 4 sterren 52,5%; 3: 34,5%, 2: 6,5%; 1: 2,3%; Nederlandse; feiten & cijfers; aanbod; zie ook 1.2).

Verblijfsaccommodaties: gebruik  en trends

De bezettingsgraad van bedden in hotelachtige onderkomens was in 2013 in NL naar EU maatstaf over het jaar gerekend aan de hoge kant (42 à 43%; 8 EU28 landen hoger, Eurostat). Daarbij was de bezetting door het jaar heen relatief stabiel. Van nov. 2013 t/m okt. 2014 varieerde ze landelijk van 30% in de slapste maand januari (15 van 27 landen lager) tot 57% in de drukste maand augustus (14 van 27 hoger). Eurostat biedt geen info voor andere onderkomens. Volgens het CBS (toerisme 2014 vanaf p102) werden in de topmaand augustus op campings 6,5m overnachtingen (uit buitenland 1,2m; uit NL 5,3m) wel en 18,5m overnachtingen niet benut, maar dat grote verschil komt ook doordat men bij 1 standplaats vaststaand uitgaat van 5 slaapplekken. In aug. telde men bij huisjesterreinen 5,3m benutte (uit buitenland 1,7m; uit NL 3,6m) en 3,4m niet benutte overnachtingen (dec.: benut 1,9m; bl 0,3m, NL 1,6m; niet benut 5,8m).

Qua aandeel in alle betaalde overnachtingen is de bijdrage van buitenlanders naar EU maatstaf klein (33%, EU 45% in 2013). De bijdrage van hotels ligt in NL relatief laag (bij toeristen uit eigen land NL 29% van alle betaalde overnachtingen, EU gemiddelde 60% uit eigen land in 2013; uit het buitenland NL 56%, Eu 70%) en die van vakantiehuisjes (uit eigen land NL 44%, Eu 24%; uit buitenland 30 om 19%) en campings hoog (eigen land 27%, Eu 16%;  buitenland 11,5%, Eu 10,5%). Op basis van gegevens over 2012 (in 2013 is men in NL anders gaan tellen, waardoor er t.o.v. 2012 zomaar 14,2% meer overnachtingen bij kwamen) was het effect van de kredietcrisis niet al te groot. In 2007 telde men een uitschieter in het aantal betaalde overnachtingen (ruim 88 miljoen), maar in 2006 en tussen 2008 en 2012 lag dat p/j op 84m à 85m. Wel zakte het bij toeristen uit eigen land (59,2m in daljaar 2008, 56,2m in 2012) en steeg het bij buitenlandse gasten (25,2m en 27,8m) zodat het buitenlandse aandeel in de betaalde overnachtingen groter werd. Bij buitenlanders was de stijging in hotelovernachtingen het meest uitgesproken (tussen 2009 en 2012 van 14,3m naar 16,9m: +18%). Bij Nederlanders zakte tussen 2009 en 2012 het aantal overnachtingen in vakantiehuisjes met 7,5% (van 25,8m naar 23,8m) en op campings met 19% (van 16,6m naar 14,3m). Een nieuwe trend in NL is verhuur van steeds luxer kampeervoorzieningen (tentachtige onderkomens met keuken, koelkast, airco, internet & tv etc.). De tabel hierna biedt info over het aantal overnachtingen in de eerste 3 kwartalen van 2013 en van 2014 (bron CBS Vrije tijd, accommodaties). Het totaal steeg van 79m naar 82,4m (+4%).

Logiesvorm

Overnachtingen x 1000

Buitenlanders

Nederlanders

2014 k1,2&3

+/- 2013

2014 k1,2&3

+/- 2013

Hotels

15.690

+6%

15.020

+10%

Vakantiehuizen

8.010

+7%

19.610

+2%

Campings

3.790

+9%

17.080

+2%

Groepsonderkomens

  350

2.960

+4%

Totalen

27.840

+6%

54.670

+2,5%

De doorsnee verblijfsduur in betaalde onderkomens kwam in 2013 bij 12,8 miljoen buitenlanders op 2,5 nacht (hotel 1,8; huisjes & camping 4,9) en bij 11,5m Nederlanders op 3n (hotel 1,7; huisje 4,2; camping 5,6; Eurostat). De intensiteit van het toerisme (aantal overnachtingen per 1000 inwoners) ligt in NL veelal iets boven het Eu gemiddelde (5726 in 2013, EU 5208). In 2012 lag ze 1,5% lager dan in 2011 (Eu +4,3%; door anders meten is 2013 niet te vergelijken). Het aandeel van buitenlanders in de betaalde overnachtingen ligt doorgaans flink onder het Eu gemiddelde (tussen 2009 en 2013 van 29,6 naar 33,1%, EU van 41,4 naar 45,1%). Buitenlanders brengen veelal een iets groter deel van hun overnachtingen in kustregio door dan Nederlanders (35 om 28% in 2013). De tabel hierna biedt info over de verhouding NL-buitenland in aantallen overnachtingen naar provincie in 2013 (T Totalen: Alle: x miljoen, Nederlanders & buitenlanders T: % Alle nachten, K kustregio, B binnenland; K & B in %, V= volle 100%).

Regio

Alle overnachtingen

Nederlanders %

Buitenlanders %

T

K%

B%

T

K%

B%

T

K%

B%

NL

96

30

70

67

28

72

33

35

65

Noord Hol

22,5

31

69

38

53

47

62

19

81

Limburg

10,8

V

77

V

23

V

Gelderland

10,5

V

90

V

10

V

Brabant

10,5

1

99

78

1

99

12

1

99

Zuid Hol

9,5

77

23

54

74

26

46

80

20

Zeeland

9,0

V

57

V

43

V

Drenthe

6,1

V

90

V

10

V

Overijssel

5,5

V

90

V

10

V

Friesland

5,2

71

29

77

70

30

21

80

20

Utrecht

2,7

V

78

V

22

V

Flevoland

2,4

60

40

75

55

45

25

50

50

Groningen

1,3

23

77

77

25

75

23

33

67

Uit de tabel valt bijv. te herleiden dat van de 22,5 miljoen overnachtingen in Noord-Holland 38% op conto komt van Nederlanders en 62% op dat van buitenlanders. NH is daarmee de enige provincie met een overwicht aan buitenlandse overnachtingen. Verder vond hier 69% in het binnenland plaats, bij Nederlanders 47% en bij buitenlanders 81% (dit alles niet in de laatste plaats door de bijdrage van Amsterdam).

Inkomend toerisme

Sinds de open EU grenzen is het moeilijker zicht te krijgen op inkomend dagtoerisme, maar de economische betekenis ervan lijkt m.n. in een klein land als NL aanzienlijk. In 2010/11 gingen bijv. (privé & zakenbezoek niet meegerekend) 3,7 miljoen x  Duitsers uit aangrenzende deelstaten een dagje naar NL (meestal stedenbezoek en het vaakst om te winkelen). Ze gaven in NL naar schatting €3,1 miljard uit (zie land voor marktonderzoek per land over 2014). Limburg was daarbij het meest in trek (29%; Gelderland 12%; Groningen, Overijssel en Noord-Holland ieder 9%). Tussen april 2013 en maart 2014 gaven Belgen tijdens 9,6m dagtochten €485m uit. Over inkomend verblijfstoerisme is aanmerkelijk meer bekend (hier). Als infobron vooraf scoorde in 2009 het internet bij gasten uit het buitenland 85% (advies van bekenden 31%, reisboeken 26%, folders 18%, reisbureau 15%). Ook boeken gebeurde toen veelal via internet (68%, telefonisch 17%, persoonlijk 7%). Het vaakst werden verblijf (44%) en vervoer & verblijf (41%) tevoren geboekt (vervoer 5%, niks/anders 10%). In 2013 kwamen buitenlandse verblijfstoeristen qua vervoer het vaakst met de auto (52%, vliegtuig 31%, trein 7%, bus 4%, boot/ferry 3%; fiets 1%, anders 3%). In totaal boekten 12,8 miljoen gasten van elders (+4,7% t.o.v. 2012) 31,8m overnachtingen (+7,4%). Naar herkomst kwamen ze voor 80,5% uit Europa (10,3m; 9,7m in 2012, +5,6%; nachten 85,7%, +8,4%). Verder kwamen er 1,3m uit Amerika (10,5%; -3,2%; nachten 7,5%, -27%); 0,87m uit Azië (6,8%; +9,8%; nachten 5%, +130%), 0,17m uit Australië (1,3%; -3%; nachten 1%, -11%) en 0,12m uit Afrika (0,9%; +6%; nachten 0,7%, +5%). De tabel hierna biedt info over de top10 van landen qua aantallen gasten & overnachtingen in 2013 & 2012 (aantal x miljoen, % totaal aantal gasten/overnachtingen uit buitenland; +/- 012: % meer/minder dan in 2012; deze; 2014 p79/80).

Nr. Landen top10

Gasten

Overnachtingen

Aantal 2013

%

+/- 012

Aantal 2013

%

+/- 012

1 Duitsland

3,50

27,3

+9

12,58

39,6

+12

2 Verenigd Koninkrijk

1,68

13,1

+18

3,26

10,3

+1

3 België

1,67

13,1

+9

4,40

13,8

+11

4 USA

0,93

7,3

-5

1,61

5,1

-4

5 Frankrijk

0,68

5,3

+2

1,36

4,3

+3

6 Italië

0,46

3,6

+1

0,96

3,0

+2

7 Spanje

0,40

3,1

-8

0,77

2,4

-8

8 Zwitserland

0,23

1,8

+2

0,49

1,6

+5

9 China

0,22

1,7

+11

0,35

1,1

+13

10 Rusland

0,20

1,5

+20

0,44

1,4

+22

Totalen

12,8

100

+4,7

31,8

100

+7,4

In 2014 is het aandeel van Rusland ingezakt. Tussen 2009 en 2013 stegen Azië (+8,5%), Zwitserland (+7,8%), België (+7,5%) en Duitsland (+3,8%) het sterkst. De bijdrage van de 3 Scandinavische landen (Denemarken, Zweden en Noorwegen) afzonderlijk valt buiten de top10, maar samen zouden ze met 413.000 gasten (830.000 overnachtingen) op plek 7 eindigen (met Finland er bij op 6). In 2013 lag de gemiddelde verblijfsduur bij buitenlandse gasten op 2,5 nacht (hotels 1,8n, overige 4,9n). Bij hotelgasten was het verschil tussen landen klein. Het varieerde veelal tussen 2 (Duitsland, Italië, Australië) en 1,6 nacht (België, Azië). Bij andere vormen van logies waren de verschillen groter (Azië 7,1n, Duitsland 5,3n, Amerika 5,2n; Italië 2,9n, Frankrijk 3,7n; 2014 p80/81). Naar bestemming scoorde bij de gasten van elders bos & hei 21,8% (waarvan zuid NL 14%), kustgebied 14,6% en watersportgebied 6,5% (overige; m.n. grote steden 58,1%, in 2012: 4 grote steden 45%; Holland 2025). De landelijke gebieden wonnen t.o.v. 2012 wat terrein in aandeel & verblijfsduur. Naar motief scoorde in 2013 (12,8m bezoekers) vakantie 70%, zakelijk 25% en overige (studie, sport, visite etc.) 5%. In de eerste 3 kwartalen van 2014 hadden naar logiesvorm in de 27,8m overnachtingen van buitenlanders (+6% t.o.v. k1, 2 & 3 van 2013) hotels het grootste aandeel (56,5%; verder: huisjes 29%, campings 13,5%, groepsonderkomen 1%). De bijdrage van campings (+9%) & huisjes (+7%) steeg boven gemiddeld. Van de hotelovernachtingen geschiedt het grootste deel (77% in 2013) in Noord & Zuid Holland en bij 7 top10 landen lag het aandeel boven 85% (USA 99%, Chinezen 96%, Spanjaarden 95%, Italianen 92%, Britten 89%, Fransen 89%, Russen 86%; nacht). Ook Scandinaviërs slapen bijna allemaal in hotels. Het beeld was het meest gemengd bij Duitsers (gasten: hotel 51%, bungalow 31%, camping 16%, groepsonderdak 2% in 2013; overnachtingen: bungalow 48%, hotel 28%, camping 22%) en Belgen (gasten: hotels 58%, bungalow 34%, camping 7%; nachten bungalow 53%, hotel 36%, camping 10%, groep 1%; scans Duitsland & België op land). De bijdrage van logiesvormen buiten hotels steeg in 2013 wel relatief sterk (alle logies +7%; hotels +3%, overige +14%).

Naar activiteiten scoorden in 2009 wandelen (61%), bezoek bezienswaardigheden & cafés (beide 59%) en winkelen (55%) het hoogst. Tussen 50 en 30% kwamen uit eten (49%), museumbezoek, strandwandeling, rondvaartboot en uitstapje naar natuurgebied (31%). Daarna volgden bezoek Wallen Amsterdam & fietsen (beide 29%), zonnebaden 19%, uitgaan 17%, coffeeshop 16% of bezoek familie/vrienden & Zaanse Schans/ Volendam/ Marken (beide 13%). De waardering van het verblijf in NL was hoog (35% uitstekend, 48% heel goed, 15% goed, 2% matig, 0% slecht). Onder toeristen uit 13 landen was het deel dat NL een aantrekkelijke vakantiebestemming vindt het grootst bij Chinezen (94%), Brazilianen (92%) en Spanjaarden (86%) en het kleinst bij Denen (54%), Belgen of Japanners (57%) en Duitsers (58%). Qua imago van NL werd in 2012 de stelling dat het land meer biedt dan Amsterdam het meest ondersteund, maar tulpen, molens en klompen en “NL als relaxed land geschikt voor korte vakanties” scoren ook erg hoog (tussen 60 en 85%). De prijs kwaliteit verhouding in de horeca en de keuken krijgen de minste aanhang (10 à 35%). Qua positieve kenmerken vormen Amsterdam (51%), fietsland (41%) en landschap (34%) de top3 en onder de negatieve kanten geldt dat voor drugs (55%), prostitutie (39%) en de taal (32%). Van 14 trekken werden tolerant (67%), open (64%), vriendelijk (53%) en gastvrij (61%) het vaakst toegekend aan Nederlanders en betrouwbaar (42%), pragmatisch & opbrengstgericht (40%), zakelijk (36%) en arrogant (18%) kregen de minste steun; echter wel met grote verschillen naar landsaard. Zo vinden Belgen, Chinezen en Spanjaarden Nederlanders relatief vaak arrogant en vinden relatief weinig Japanners Nederlanders gastvrij.

In 2013 trok NL 3,2 miljoen zakentoeristen die gemiddeld 1,6 nacht bleven (1-3n 64%, 4 t/m 7n 26%, 8 of meer 11%; 98% in een hotel). Van hen was 78% al eerder in NL geweest en na afloop dacht 91% nog wel eens terug te komen (zeker 69%). Verder kwam 73% als individu (incl. tijdelijk werk) & 27% voor een groepsgebeuren (MICE; vergadering 14%, congres 7%, beurs 5%, anders 1%; 2014) en 66% kwam in de maanden februari, juni, sept. en okt. In 2011 en 2012 was NL wereldwijd de 9e en in 2013 de 10e congresbestemming (2014 p 95). Met zijn allen gaven zakentoeristen €1,6mld uit (p/p €507; MICE €701). Naar landsaard stonden Britten bovenaan (17%; Belgen 10%, USA Amerikanen 9%, Duitsers 9% en Fransen 6%). Qua bestemming was Amsterdam topper (39%) met daarachter bos & hei (16%; zuid NL 10%, midden NL 6%) en meren & kust (8 & 3%; 11%). Vervoer & verblijf zijn meestal tevoren geboekt en het vliegtuig is favoriet als transportmiddel (72%; MICE 87%, individu 66%; auto 15%). Naast het zakelijk gedeelte zijn café en restaurantbezoek (44%) en wandelen (43%) favoriet, maar MICE bezoekers gaan ook veel naar bezienswaardigheden & musea.

In de toekomst (Holland 2025) verwachtte men in 2012 bij alle toeristen naar herkomst een relatieve stijging van België, Azië & de BRIC landen (m.n. China) & Oost Europa en een dito daling van de inbreng vanuit Zwitserland, Frankrijk, Spanje en Italië. Vanuit de westerse landen is de groeiende groep senioren een factor (babyboom generatie) en vanuit opkomende economieën nieuwe rijken op zoek naar nieuwe belevingen & status (eerst vooral in groepen, later vaker als individu of paar). Ook korte vakanties en persoonlijke ontwikkeling/ unieke ervaring als motief zullen wellicht invloed winnen (incl. private logiesvormen & contacten met lokale bewoners). Door internationalisering/ mondialisering is beroepsuitoefening steeds minder aan landsgrenzen gebonden en anderzijds werken meer ICT opties (online vergaderen etc.) in de hand dat persoonlijke voorkeur belangrijker wordt om zakenreizigers daadwerkelijk naar NL te krijgen.

Reisgedrag van Nederlanders

Strikt genomen begint reisgedrag al zodra men de eigen huisdeur uitgaat. Het CBS bood hier in 2014 info over onder de noemer dagrecreatie (p35-40). Na 2008 is het aantal activiteiten in dezen licht gestegen, maar de gemiddelde uitgaven pp zakten iets. Bij 3,8 miljard dagactiviteiten tussen mei 2012 en mei 2013 gaf men in 47% van de gevallen geld uit. In de top10 van activiteitenclusters staat buitenrecreatie bovenaan met 24% van de activiteiten (87% van de bevolking, gemiddeld 81 deelnames p/j per deelnemer), gevolgd door sport 17% (65% deelname; 108xp/j), pretwinkelen 16% (85%, 35x), vereniging/ hobby 12% (51%, 70x), uitgaan 11% (90%, 28x), attractie 6% (78%, 18x), watersport 4% (55%, 50x), cultuur 3% (72%, 11x), evenement 3% (68%, 6x) en wellness 2% (28%, 18x). Men gaf bij al deze activiteit €39,2 mld. uit (pp per activiteit €12,43; in 2008/09 met inflatiecorrectie €14,14). Geld uitgaven komt het vaakst voor bij uitgaan (91% van de keren), funshoppen (80%), cultuur (75%) en wellness (70%) en het minst vaak bij buitenrecreatie 19%, een vereniging 25% en sport 26%. Het NBTC preciseerde de resultaten in Nederlandse vrijetijdsmarkt tot 3,7 miljard dagactiviteiten in NL en 85 miljoen elders en tot een top10 van vrijetijdsbestedingen (aantal x miljoen).

Top10 vrijetijdsbesteding dagtochten

Nr. Binnenland

Aantal

Buitenland

Aantal

1 Wandelen

475

Uit eten

10

2 Winkelen stad

220

Wandelen

7

3 Fietstocht

195

Autotocht

6

4 Uit eten

170

Winkelen stad

5

5 Fitness

170

Recreëren

4

6 Winkelen elders

150

Kroegtocht

3

7 Zwemmen binnen

110

Winkelen elders

3

8 Schoolactiviteit

95

Terras

3

9 Kroegtocht

90

Zwemmen binnen

3

10 Autotocht

90

Waterrecreatie

3

De tabel hierna laat zien dat bij reizen met overnachtingen (binnen & buitenland) naar motief in NL de bijdrage van werk & overige reizen erg klein en die van bezoekreizen klein is. Het aandeel vakantiereizen is navenant groot (jaar 2012; Aantal x miljoen).

Motief

Nederland

EU28

Aantal

%

Aantal

%

Totaal

46,5

100

1199

100

  Zakelijk/werk

2,3

4,9

159

13,3

Persoonlijk totaal

44,2

95,1

1040

86,7

  Vakantie/ recreatief

30,1

64,7

574

48,0

  Bezoek familie/ vrienden

13,9

30,0

415

34,5

  Overige (wellness, pelgrim etc.)

0,2

0,4

51

4,2

NL valt qua deelname aan vakantie (reis met één of meer overnachtingen) onder de EU top. In 2012 had (zaken & werkreizen niet meegerekend) 84% van de bevolking (83,5% in 2013) minstens eens p/j zo’n reis gemaakt (hoogste EU28 na Finland, EU 61%; Eurostatdata, industry, trade & services, tourism). Aan deze deelname is tussen 2002 en 2013 weinig veranderd (tussen 80,8 en 81,9% volgens 2014: hoofdstuk 4; NBTC) en aan het aantal keren dat men gemiddeld ging evenmin (2,8 à 2,9 x p/j). Naar duur onderscheidt men korte (1 t/m 3 nachten weg) en lange vakanties (4 of meer). In NL is het aandeel van lange vakanties erg groot naar EU maatstaf (74%, EU 49% in 2012: kort 38 om 58%). Daarbij nam in 2013 in NL 40% alleen lange vakanties, 6 à 7% alleen korte en rond 35% beide (lang & kort). Naar globale bestemming is ook het aandeel buitenlandse vakanties groot (51%, EU 24% in 2013; alleen eigen land 23%, EU 31,5%; eigen & buitenland 41, EU 16%, alleen buitenland 20 om 13% in 2012). Sinds 2008 gaat men volgens de NBTC gegevens in NL vaker op vakantie naar het buitenland dan in eigen land. Men kwam voor NL tussen 2002 en 2007 rond 35 miljoen recreatieve vakanties, maar sinds 2008 komt men boven 36m met een piek van 36,7m in 2012 waarbij de stijging komt op conto van buitenlandse vakanties (rond 17m tussen 2002 en 2006, rond 18,5m tussen 2008 en 2013). Het aantal vakanties in eigen land varieerde tussen 2003 en 2013 tussen 17,3m en 18,6m volgens deze bron. In 2013 won voor reizen met overnachting 39% tevoren geen informatie in en bij wie dat wel deed was het internet voornaamste infobron (site accommodatie verschaffer 27%, beoordelingen andere reizigers 25%, touroperator/ reisbureau 10%, vervoersbedrijf 4%, ANWB & VVV 3%, buitenlands verkeersbureau of vrienden/ familie 2%, sociale reissites of artikelen kranten etc. 1%). Bij het verdere gebruik was het weerbericht leider (56%), gevolgd door foto’s maken 47%, nieuws & info 44%, navigeren 25%, uploaden foto’s 21%, attracties zoeken 19% en zoeken & boeken restaurants & voorstellingen etc. 13%. Ook boeken gebeurde veelal via internet (73%, telefonisch 17%, persoonlijk 4%). Het vaakst werd alleen verblijf georganiseerd (56%) en 44% organiseerde alles zelf zodat voor pakket of samengestelde reizen en georganiseerd vervoer slechts 2% over bleef.

In 2013 was bij verblijfstoeristen in eigen land qua vervoer de auto zwaar favoriet (91%, trein 5%, fiets 1%, boot of veerboot 1%, anders 2%). Volgens Eurostat zakte het aantal reizen in eigen land (persoonlijk & zakelijk; 15j en ouder) van 28,6 miljoen in 2012 naar 25,8m in 2013, een daling van 9,7%. Het aantal overnachtingen daarbij was ook zo’n 10% lager (van 107,8m naar 97,2m). Bij binnenlandse reizen bestond een relatief groot overwicht aan korte reizen (72,7% in 2012, EU 67,2%; NL 71,6% in 2013). Wel namen korte reizen (en overnachtingen) wat sterker in aantal af dan lange (reizen -10,5 om -8,8%, nachten -10,5 om -9,5%). Het gemiddelde aantal overnachtingen per reis bleef bij korte reizen 1,7 en bij lange 9,1 (iets boven het EU28 gemiddelde van 8,6). De tabel hierna biedt info over binnenlandse reizen naar duur & motief in 2013 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %). De teruggang is bij de bezoekreizen en bij lange werkreizen het meest opvallend aanwezig.

Binnenlandse reizen Nederlanders naar duur & motief in 2013

Motief

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Subtotaal

18,5

-11

30,9

-11

7,3

-9

66,3

-10

  Zakelijk/werk

0,97

-4

1,26

-4

0,07

-21

0,38

-15

Persoonlijk totaal

17,5

-11

29,7

-11

7,2

-8

65,9

-9

  Vakantie

7,6

-6

15,8

-8

6,3

-5

56,0

-6

  Bezoek

9,9

-14

13,7

-13

0,9

-24

9,3

-27

  Overige

0,08

0,18

0,05

0,31

In de navolgende tabel staat meer over de verdeling naar duur & bestemming bij binnenlandse reizen in 2013 (totalen: 25,8m reizen, 97,2m nachten; R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: A aandeel in het subtotaal in %). Bij alle reizen is in NL landelijk gebied de favoriete bestemming. Bij korte reizen liggen de grote steden hier dicht achter en bij de lange reizen is de kust op afstand 2e. Bij overige en onbekend kan bij NL o.m. gedacht worden aan cruises/ bootreizen (bijv. bruine vloot of eigen boot).

Binnenlandse reizen Nederlanders naar duur & bestemming in 2013

Bestemming

Kort

Lang

R

A

N

A

R

A

N

A

Subtotaal

18,5

100

30,9

100

7,33

100

66,3

100

Grote steden

6,8

37

9,7

31

0,75

10

7,8

12

Landelijk gebied

7,7

40

14,2

46

4,46

61

40,2

61

Kust

1,9

10

3,8

12

1,49

20

12,6

19

Heuvelland

0,7

4

1,4

4,5

0,44

6

4,1

6

Overige

0,4

2

0,6

2

0,10

2

1,3

2

Onbekend

1,0

7

1,2

4

De tabel die nu volgt biedt info rond duur & verblijfsaccommodaties bij binnenlandse reizen en veranderingen in 2013 t.o.v. 2012 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %; uit logeren verwijst naar gratis onderdak bij of via familie & vrienden). De teruggang is bij de logeerreizen en bij lange hotelvakanties het meest opvallend aanwezig. Lange vakanties op kampeerterreinen was de enige logiesvorm die groeide. Ook verbleef men bij lange vakanties langer in eigen huisjes. 

Binnenlandse reizen Nederlanders naar duur & logiesvorm in 2013

Logiesvorm

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Totaal

18,5

-11

30,9

-11

7,3

-9

66,3

-10

Totaal gehuurd

7,1

-7

14,0

-9

5,2

-3

42,7

-3

  Hotelachtig

4,2

-3

7,3

-3

0,5

-18

3,4

-24

  Camping etc.

0,65

-13

1,5

-16

1,3

+4

14,4

+9

  Huisjes etc.

2,2

-11

5,3

-11

3,4

-2

24,9

-6

Totaal gratis

11,5

-13

16,9

-13

2,1

-20

23,5

-18

  Eigen huisje etc.

1,4

-6

3,0

-11

1,2

-17

14,1

-12

Uit logeren

10,0

-18

13,8

-14

0,9

-22

9,3

-26

  Anders

0,06

0,09

Naar sociaal economische kenmerken is in NL qua opleidingsniveau de reislust bij de hoogste opgeleide groep veruit het grootst. Van 25,8 miljoen binnenlandse reizen van 2013 kwamen 5,6 miljoen op rekening van laag opgeleiden (rond 30% van de bevolking van 15+, 22% van de reizen) en 8 miljoen op conto van middelbaar opgeleiden (45% bevolking, 31% reizen). De hoog opgeleide groep (25% bevolking) maakte 48% van alle reizen (12,3 miljoen in getal). Bij korte reizen (totaal18,5m) was de verhouding laag 19%, middelbaar 29%, hoog 52%. Bij de 7,3m lange reizen maakte het niveau van  opleiding minder uit (laag 27%, middelbaar 36%, hoog 37% van deze reizen). Naar inkomen neemt aanvankelijk het aandeel in binnenlandse reizen sterk toe, maar bij de rijkste 25% wordt het weer kleiner (deze groep compenseert dat met hun aandeel in de buitenlandse reizen). In 2013 maakte het armste kwart 18% van de reizen (korte reizen 18%, lange 20%), het 2e kwart 25% (k 24%, l 27%), het 3e kwart 34% (k 33%, l 36%) en de rijkste kwart 23% (k 25%; l 17%). Naar activiteit op de arbeidsmarkt kwam van alle reizen in eigen land 54% op conto van betaald werkenden (61% bevolking van 15+; k 57%, l 47%), gevolgd door overige inactieven 24% (k 20%, l 36%), studerenden (14%; k 16%, l 10%) en werklozen (4,5% bevolking; 7%, k 6%, l 8%).Het lijkt er dus op dat betaald werkenden iets onder en werklozen boven zijn vertegenwoordigd. Men telde bij binnenlandse reizen met verblijf naar leeftijd buiten de 25,8m reizen van 15 plussers (-10%) 3,6m reizen van kinderen tot 15 (-5%). Daarmee komt het totaal op 29,4m reizen. De navolgende tabel biedt info rond duur & leeftijdsgroep bij binnenlandse reizen en veranderingen in 2013 t.o.v. 2012 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %). Daaruit blijkt o.m. dat (binnenlandse) reislust afneemt met leeftijd en dat dit vooral het geval is bij korte reizen (bijv. weekendje weg). Verder viel de afname bij lange reizen van 65plussers mee en in dat jaar was alleen sprake was van een stijging bij lange reizen met overnachtingen van kinderen tot 15.

Binnenlandse reizen Nederlanders naar duur & leeftijd in 2013

Leeftijd

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Totaal

20,2

-11

34,5

-12

9,2

-7

82,5

-6

Jonger dan 15

1,7

-17

3,6

-15

1,9

+4

16,2

+8

15j en ouder

18,5

-11

30,9

-11

7,3

-9

66,3

-10

15 t/m 24j

3,8

-13

5,7

-11

0,9

-8

8,6

-14

25 t/m 44j

6,8

-9

11,0

-8

2,1

-3

18,7

-2

45 t/m 64j

5,5

-13

9,6

-13

2,5

-10

22,6

-10

65j en ouder

2,5

-6

4,7

-8

1,8

-10

16,5

-13

Bij de activiteiten tijdens vakanties in eigen land scoort “uit eten gaan” het hoogst (64% in 2013); gevolgd door wandelen (57%), funshoppen (35%), zwemmen (34%), fietsen 29%, gebouwen zien 23%, bezoek strand (20%), museum (13%) of pretpark (9%); boottochtjes of zonnebaden (beide 6%), vissen 2% en roeien/kanoën 1%. Qua waardering kreeg de vakantie gemiddeld een 8,2. Onderdak 7,9; dienstverlening 7,8 en prijsniveau horeca (7,1) scoorden wat lager (NBTC, reisproces).

In 2013 scoorde ook bij verblijfstoeristenuit NL naar het buitenland qua vervoer de auto het hoogst (52%) gevolgd door vliegtuig 31%, trein 7%, touringcar 4%, boot of veerboot 3% en fiets 1% (overige 3%). Naar organisatiegraad was de volgorde alleen verblijf georganiseerd 28%, alles zelf 26%, pakketreis 22%, samengestelde reis 15% en alleen vervoer georganiseerd 9%. Hetaantal reizen (persoonlijk & zakelijk; vanaf 15j oud) zakte hier van 17,85 miljoen in 2012 naar 17,41m in 2013, een daling van 2,5%. Het aantal overnachtingen was 2,3% lager (van 171,8m naar 168m). Het betrof voor 24% korte reizen (4,14m in getal; lang 13,3m, 76%). Ook hier namen korte reizen wat sterker in aantal af dan lange (reizen -3,5 om -2,3%, nachten -5 om -2%). Het gemiddelde aantal overnachtingen per reis bedroeg bij korte reizen 2,2 en bij lange 12 (flink boven het EU28 gemiddelde van 8). De tabel hierna biedt meer info over buitenlandse reizen naar duur & motief in 2013 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %). Het meest opvallend is hier de groei bij lange zaken/ werkreizen en (m.n. korte) bezoekreizen en de teruggang bij korte zakentrips.

Buitenlandse reizen Nederlanders naar duur & motief in 2013

Motief

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Subtotaal

4,14

-4

9,18

-5

13,3

-2

159

-2

  Zakelijk/werk

0,69

-13

1,25

-14

0,41

+14

4,3

+29

Persoonlijk totaal

3,45

-1

7,94

-3

12,9

-3

155

-2

  Vakantie

3,11

-3

7,17

-6

11,7

-3

140

-4

  Bezoek

0,31

+15

0,71

+12

1,05

+3

13,9

+8

  Overige

0,07

0,6

Bij de 4,14m korte reizen waren de grootste bestemmingslanden Duitsland (1,4m, -9%), België (0,99m, -2%), het Verenigd Koninkrijk (0,44m, +8%), Frankrijk (0,44m, -3%), Spanje (0,15m, +1%), Italië (0,1m, -27%) en Luxemburg (0,08m, +42%). Bij de langere reizen (4 of meer overnachtingen) bleef het aantal vakanties met 9 of meer nachten gelijk en zakte het aantal met 5 tot 8 nachten met 7%. Ook de intercontinentale bestemmingen verloren relatief veel terrein (Amerika 0,74m, -20%; Azië 0,55m, -8%; Afrika 0,47m, -17%). De tabel hierna biedt info over de top10 van bestemmingslanden bij reizen met 4 of meer overnachtingen in 2013 & 2012 (2013; 13,3m reizen, -2%; aantal x miljoen, % totaal aantal langere reizen/overnachtingen naar buitenland; +/-  % meer/minder dan in 2012; 2014 vanaf p43; Eurostat).

Nr. Landen top10

Langere reizen

Overnachtingen

2013

%

+/-

2013

%

+/-

1 Frankrijk

1,82

13,7

+5

25,1

15,1

+3

2 Duitsland

1,69

12,7

-8

14,9

9,3

-1

3 Spanje

1,62

12,3

+3

19,3

12,1

+0

4 Oostenrijk

0,97

7,3

-9

9,7

6,1

-9

5 Turkije

0,82

6,2

+7

9,0

5,0

+5

6 Italië

0,82

6,2

+4

10,3

6,4

+16

7 België

0,56

4,2

-5

4,9

3,1

+14

8 Verenigd Koninkrijk

0,55

4,2

+15

5,2

3,3

+24

9 Griekenland

0,54

4,2

-13

6,1

3,8

-14

10 USA

0,41

3,1

-17

6,6

4,1

-17

Alle buitenlanden

13,3m

100

-2

158,8

100

-2

In de navolgende tabel staat meer over verdeling naar duur & bestemmingsgebied bij buitenlandse reizen in 2013 (totalen: 17,4m reizen, 168m nachten; R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: A aandeel in het subtotaal in %). Bij korte reizen zijn steden veruit favoriet, gevolgd door geaccidenteerd terrein en bij lange reizen geaccidenteerd terrein gevolgd door stranden e.d.  Het CBS kwam bij lange vakanties elders tot 173m overnachtingen, waarvan 30% in de winterperiode (52m) en bij korte vakanties tot 9m, waarvan 55% (5m) in de winter (2014 p45). Van 14,14m getelde lange vakanties buiten NL waren er 5,2 miljoen in de winter, waarvan (slechts) 1m wintersportvakanties (p 43).

Buitenlandse reizen Nederlanders naar duur & bestemming in 2013

Bestemming

Kort

Lang

R

A

N

A

R

A

N

A

Subtotaal

4,1

100

9,2

100

13,3

100

159

100

Grote steden

2,0

50

4,4

48

2,3

17

21,9

14

Landelijk gebied

0,4

10

0,9

10

1,4

10

18,3

11

Kust

0,1

3

0,3

3

3,5

26

45,4

28

Cruiseschip

0,2

1

2,8

2

Bergen

0,8

19

2,0

22

5,1

42

61,8

38

Overige

0,1

3

0,2

2

0,3

2

4,3

2

Onbekend

0,6

15

1,4

15

0,5

4

4

3

De tabel die nu volgt biedt info rond duur & verblijfsaccommodaties bij buitenlandse reizen in 2013 en veranderingen t.o.v. 2012 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %; uit logeren verwijst naar gratis onderdak bij of via familie & vrienden). Het meest opvallend is dat goedkopere logiesvormen terrein wonnen en dat hotelachtige onderkomens veel verloren. 

Buitenlandse reizen Nederlanders naar duur & logiesvorm in 2013

Logiesvorm

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Totaal

4,14

-4

9,2

-5

13,3

-2

159

-2

Totaal gehuurd

3,64

-4

8,1

-5

11,6

-3

136

-2

  Hotelachtig

2,89

-6

6,2

-7

5,4

-11

54,2

-14

  Camping etc.

0,17

-13

0,37

-6

2,0

+14

34,4

+14

  Huisjes etc.

0,58

+3

1,45

-1

4,2

+1

47,1

+2

Totaal gratis

0,50

+9

1,13

+6

1,7

+3

23,1

+2

  Eigen huisje etc.

0,14

-2

0,33

-3

0,6

+5

8,0

-5

  Uit logeren

0,32

+16

0,72

+13

1,1

+3

14,2

+9

  Anders

0,04

0,1

-8

0,9

-22

Naar sociaal economische kenmerken is in NL qua opleidingsniveau de reislust bij de hoogste opgeleide groep ook nu veruit het grootst. Van 17,4 miljoen buitenlandse reizen van 2013 (-2,5%) kwamen er 3 miljoen (+1% t.o.v. 2012) op rekening van laag opgeleiden (rond 30% van de bevolking, 18% van de reizen) en 5,3 miljoen op conto van middelbaar opgeleiden (45% bevolking, 30% reizen, in getal 5,3m, 14% minder dan in 2012 ). De hoog opgeleide groep (25% bevolking) maakte zo 52% van alle reizen (9,1 miljoen in getal; -1%). Bij korte reizen (totaal 4,1m, -4%) was de verhouding laag 13% (0,55m, +2%), middelbaar 27% (1,1m, -12%), hoog 60% (2,5m, +0%). Bij de 13,3m lange reizen maakte het niveau van opleiding iets minder uit (laag 18%, 2,5m, +1%; middelbaar 31%, 4,1m, -4%; hoog 51% van deze reizen, 6,7m, -3%). Naar inkomen komen 2 van de 3 buitenlandreizen (66,5% in 2013) op conto van de rijkere volkshelft. Het armste kwart maakte 11,5% van de reizen (korte reizen 9%, lange 12,5%), het 2e kwart 20% (k 20%, l 20%), het 3e kwart 34% (k 33%, l 34%) en de rijkste kwart 33,5% (kort 38%, l 33%). Naar activiteit op de arbeidsmarkt kwam van alle buitenlandreizen 62,5% op conto van betaald werkenden (61% bevolking van 15+; k 74%, l 59%), gevolgd door overige inactieven 21% (kort 12,5%, lang 23,5%), studerenden (12%; k 10%, l 12,5%) en werklozen (4,5% bevolking; 5%, k 4%, l 5%). Wat dit betreft zijn de reizen dus tamelijk evenredig over de groepen verdeeld. Kinderen tot 15 meegerekend kwam Eurostat voor 2013 naar leeftijd tot 20,3m buitenlandreizen met verblijf (-1,5%). De navolgende tabel biedt info rond duur & leeftijdsgroep en veranderingen t.o.v. 2012 (R reizen x miljoen, N overnachtingen x miljoen: +/- toe/afname t.o.v. 2012 in %). Ook hier wordt de reislust aanzienlijk kleiner bij de 65plussers, al zijn ze vooral bij de korte reizen bezig met een inhaalrace. Bij jongeren stijgt de bijdrage van 15 tot 25 jarigen en zakt die van kinderen tot 15.

Buitenlandse reizen Nederlanders naar duur & leeftijd in 2013

Leeftijd

Kort

Lang

R

+/-

N

+/-

R

+/-

N

+/-

Totaal

4,55

-5

10,1

-6

15,6

-2

187

-2

Jonger dan 15

0,41

-19

0,96

-22

2,34

-2

28

-2

15j en ouder

4,14

-4

9,18

-5

13,3

-2

159

-2

15 t/m 24j

0,49

+17

1,09

+10

1,95

+2

22

+5

25 t/m 44j

1,82

-4

3,96

-4

4,01

-8

45

-9

45 t/m 64j

1,51

-9

3,31

-11

5,16

-1

62

-2

65j en ouder

0,32

+15

0,83

+9

2,15

+1

30

+2

Ook bij de activiteiten tijdens buitenlandvakanties scoort “uit eten gaan” het hoogst (77% in 2013); gevolgd door wandelen (61%), gebouwen zien (57%), funshoppen (51%), zwemmen (39%), bezoek natuurgebied (36%) of strand (32%), uitgaan 26%, museum 23%, fietsen 29%, gebouwen zien 23%, bezoek strand (20%), museum (13%) of pretpark (9%); boottochtjes 17%, zonnebaden 16%, fietsen 10% en vissen of roeien/ kanoën (beide 3%; NBTC, kerncijfers, Nederlandse vakantiemarkt).