Toerisme

Economisch belang en verwachting

Op http://www.wttc.org/eng/Tourism_Research/ tourism economic research/ country reports brengt het WTTC verwachtingen uit over de economische betekenis van het toerisme. Volgens de in maart 2009 uitgekomen verwachting voor 2009 zou het Sloveense toerisme op de wereldranglijst van 181 landen qua economische waarde in absolute zin 65e (20e EU27), qua BBP bijdrage 57e (9e EU) en qua groeiverwachting over 10 jaar 98e (9e EU) staan. Men verwachtte dat de sector in 2009, met uitzondering van de overheidsuitgaven, minder last van de kredietcrisis zou hebben dan gemiddeld in de EU. De verwachte groeicijfers t/m 2019 lagen (werkgelegenheid uitgezonderd) boven de Eu normaal. In engere zou in 2009 toerisme 2,4% van het BBP (€973 miljoen; -0,1% t.o.v 2008; EU 3,4%, -4%) en 3,3% van de banen gaan opleveren (28.500, -3,2%; EU 3,9%, -3.8%) en met de uitstraling over de rest van de economie meegerekend 12,3% van het BBP (€4,9 miljard; +1,7%; EU 9,9% BBP, -3,5%) en 13,6% van de banen (116.500; -1,9%; EU 10,4%, -3%). Men verwachtte dat 4,2% van de overheidsuitgaven (€299 miljoen; +2,5%; EU 3,3%, +3,4%) en 10,3% van de kapitaalsinvesteringen (€1,23 miljard; +0,1%; EU 9%, -8%) erin terecht zou komen. De uitgaven van individuen aan toerisme en reisverkeer werden begroot op 7,6% van hun budget (€1,6 miljard; +5,2%; EU 10%, -3,3%) en de uitgaven in verband met zakenreizen op 1,7% van de zakelijke bestedingen (€679 miljoen; -1,5%; EU 1,4%; -9%). De verwachte bestedingen van buitenlandse toeristen in Slovenië aan goederen en diensten bedroegen 6,7% van de waarde van de totale export (€1,9 miljard; +0,5%; EU 6,1% exportwaarde, -4,7%). De waarde van dingen die ze kopen om mee terug te nemen of van zaken die Slovenië via het buitenland binnen krijgt voor toerisme werd geschat op 5,2% van de exportwaarde (€1,5 miljard; +8,7%; EU 5,5%, -1,2%).

In een klein land als Slovenië is dagtoerisme belangrijk. Het ministerie van economie kwam voor 2003 op een toeristische consumptie van €2,2 miljard. Daarvan kwam €1,16 miljard (53,5%) op conto van buitenlands bezoek (dagjesmensen €500 miljoen of 43%, verblijfstoeristen de rest) en de rest (46.5%) op rekening van Slovenen (€933 miljoen, dagjesmensen en verblijfstoeristen elk 50%). Een belangrijke categorie dagjesmensen vormen bezoekers uit Italië en Kroatië van gokgelegenheden langs de kust. In 2007 lag volgens Eurostat het aantal banen tussen 45.000 en 50.000 (3e en 4e kwartaal, horeca rond 39.000). In 2007 bedroeg de omzet van de horeca €1,4 miljard (+15% t.o.v 06; bijna het dubbele van 2000) en de bruto winst €181 miljoen (+60% t.o.v 06). Sloveense verblijfstoeristen gaven in 2008 volgens Eurostat €760 miljoen uit (+1,5%) waarvan 77% in het buitenland (+0%; erg veel naar EU maatstaven, maar Slovenië is een klein land zonder strand en Kroatië ligt dichtbij) en 23% in eigen land (€170 miljoen; +6%). In de 1e helft van 09 stegen de uitgaven van Slovenen in eigen land sterk (+190% t.o.v de 1e helft van 08). In 2009 verwachtten Slovenen pp gemiddeld €549 uit te geven voor een zomeruitstapje of vakantie (dagtocht €221; 4 of meer overnachtingen €627); €100 meer dan in de zomer van 2008. In 2008 gaven per dag onder de 3 grootste groepen buitenlandse verblijfstoeristen Italianen het meeste uit (80% meer dan €200; veel gokkers) en Duitsers het minst (56% minder dan €25). Oostenrijkers zaten er tussenin.

Trekpleisters, beleid en capaciteit

Op http://wikitravel.org/en/slovenia staan reistips en praktische info over trekpleisters en bij het Sloveense CBS en ministerie van economie kan men statistieken vinden. Volgens het Slovenian Tourist Board scoort men bij buitenlandse touroperators erg hoog op groen en natuur en actieve en sportvakanties. Tussen 1995 en 2008 trokken de bergen de meeste toeristen, maar gezondheidstoerisme (kuuroorden e.d) is sterk in opkomst, m.n onder de Slovenen. Kuuroorden worden steeds vaker uitgebreid tot complete gezond­heidscentra waar congres­centra aan vast zijn gekoppeld. In 2004 haalde dit de kustbestemmingen in en het kwam op de 2e plaats. De kustplaatsen werden zo 3e, overige bestemmingen 4e en de hoofdstad Ljubljana stond 5e . In 2008 kregen kuuroorden de meeste overnachtingen (33%), gevolgd door kust (25%), bergen (23%) en overige (12%). De grote afzonderlijke trekpleisters kregen in 2008 iets minder bezoek dan in 2007 (-3%, Slovenen +1%, buitenlanders -9%). In 2008 telde men er 6 met meer dan 100.000 bezoekers. De topper vormden de Postojna grotten (548.000, 80% buitenlanders), op afstand gevolgd door het kasteel annex museum van Bled (221.000, 65% bl), de dierentuin van Ljubljana (214.000; 1% bl), het kasteel met museum en uitkijktoren van Ljubljana (123.000, 45% bl), het Predjama kasteel (115.000, 75% bl) en de Škocjan grot (100.000; 73% bl). Ook de fokstal van het Lippizaner paard in Lipica in de Karst regio trekt veel bezoek (95.000).

Vrij kamperen mag in Slovenië niet in de nationale parken. Wel zijn daar campings (vaak met weinig gras en veel stenen) en berghutten. Verspreid over het land kan men terecht in gostilna’s (herbergen) en toeristen boerderijen. Ze bieden vaak overnachtinggelegenheid en de Slovenen zijn (m.n op het platteland) erg aardig en gastvrij. M.n in steden vormen in de zomer jeugdherbergen en studentenonderkomens (dijaški dom) goedkope slaapgelegenheden.

Sinds 1999 is het aantal verblijfstoeristen jaarlijks gegroeid; m.n onder buitenlandse toeristen. In 2008 lag het aantal op bijna 2,8 miljoen (+3%, voor 36% uit eigen land, +7%; voor 74% uit het buitenland, +1%). Over dagjesmensen zijn moeilijk vrij toegankelijke recente gegevens te achterhalen. De zomer vormt, ondanks goede wintersport faciliteiten, duidelijk het hoogseizoen. Qua beleid wil men de diversiteit en kwaliteit van het aanbod verhogen. In eerste instantie ligt daarbij de nadruk op promotie van korte vakanties. Daarna wil men door het aanbod te integreren het land meer aantrekkelijk maken voor langere vakanties. Het kleinschalige aanbod is groot en groeit. Vanuit Ne­derland is via het programma “closing the gap” geïnvesteerd in toeristische opleidingen. In 2008 telde men aan capaciteit in het hoogseizoen bijna 32.000 ruimtes in betaalde accommodaties (+1,5% t.o.v een jaar eerder) met ruim 83.000 bedden (+0,8%). Het merendeel van de plaatsen was in de bergen (31%), gevolgd door de kust (25%), kuuroorden etc (20%), overige plaatsen (17%) en Ljubljana (7%). Hotels hadden het grootste aandeel in de bedden capaciteit (36,5%; 5 en 4 sterren hotels 57%, 3 sterren 40%), gevolgd door campings (18%), kamerverhuur 13% (via receptie 6%), appartementen 7% en berghutten 5%. Dit liep echter niet geheel parallel aan het aandeel in de overnachtingen. Het aantal plaatsen in Ljubljana was t.o.v 07 flink gezakt (-11%), langs de kust was het vrijwel gelijk en overal elders is het gestegen.

  

Verblijfsaccommodaties: gebruik  en trends

De bezettingsgraad van hotels lag in 2008 op 45% (46,4% in 06) en liep uiteen van 28% in januari naar 86% in augustus. Ze was het hoogst bij hotels met 1 ster (maar die zijn er nauwelijks) en met 4 sterren (het grootste contingent). Tussen 2000 en 2008 ging bij betaalde accommodaties het aantal gasten en overnachtingen (m.u.v 05) ieder jaar omhoog. Over 2008 registreerde men voor de 2,8 miljoen verblijfstoeristen 8,4 miljoen betaalde overnachtingen (+2%). De bijdrage van gasten uit eigen land was 42% (+5%) en die van buitenlandse gasten 58% (-0,5%). Naar land van herkomst hadden Italianen het grootste aandeel (10,8%), gevolgd door Oostenrijkers (7,3%), Duitsers (7%), Kroaten (3,5%), Britten (3,3%) en Nederlanders (2,8%). T.o.v 2005 daalde de bijdrage vanuit Duitsland, Oostenrijk en het VK en steeg die vanuit het voormalige Oostblok, de Benelux, Scandinavië en Frankrijk. Naar bestemmingsoorden boekte na 2005 kuuroorden e.d de meest stabiele vooruitgang. In de hoofdstad en overige oorden en aan de kust vlakte in 2008 de groei af en in de bergen werden in 08 iets minder overnachtingen geboekt dan in 07. Naar type accommodatie steeg het aandeel van hotels in de overnachtingen tussen 05 en 08 van 60 naar 63% en dat van appartementen van 7,6 naar 8,5%. Het aandeel van campings zakte iets (van 14,5 naar 13,8%). De gemiddelde verblijfsduur (3 nachten in 2008, buitenlanders 2,8) vertoont een licht dalende tendens (3,4 in 2000). Ze was in 08 het langst bij kuuroorden (4,1) en in kustplaatsen (3,6) en het kortst in Ljubljana en bij overige oorden (beide 2 nachten).

Qua effect van de kredietcrisis daalde t/m november 2009 het aantal aankomsten van verblijfstoeristen (2,55 miljoen) met 2% t.o.v dezelfde periode in 2008; naar EU maatstaf een geringe daling. Ze kwam geheel op het conto van buitenlanders (-6%), want er dienden zich 7% meer Slovenen aan. Het effect op de overnachtingen was bijna hetzelfde (7,83 miljoen; buitenlanders -7%, Slovenen +7%). Eén en ander resulteerde erin dat het aandeel van de Slovenen in de overnachtingen steeg van 38 naar 45% en dat de bijdrage van buitenlanders zakte van 62 naar 55%. Bij de toeristische oorden konden qua overnachtingen de kuuroorden en kust hun positie handhaven (beide +1%). Ljubljana verloor het meeste terrein (-8%), gevolg door overige toeristenoorden (-7%) en de bergen (-3%). Niet toeristische oorden boekten sterke vooruitgang (+38%), maar deze hebben slechts een klein aandeel in de betaalde overnachtingen (1,2% in 09). Naar type onderkomens boekten onder de groten de jeugdherbergen etc (+56%, 3% van alle overnachtingen) appartementen (+4%, 8%) en campings (+2%; 14,5%) winst en er was sprake van verlies bij herbergen (-11%; 1,2%), private onderkomens (-6%; 2,4%) en hotels (-2%; 61,5%). Pensions bleven gelijk (1,2%) en overige en tijdelijke onderkomens verloren nog meer terrein. Naar landen compenseerde qua bijdrage aan overnachtingen de winst bij Italianen (+3%, 18% van de overnachtingen) en Serviërs (+11%; 1,3%) het verlies bij andere buitenlanden enigszins. Bij de groten daaronder hakte de daling bij Duitsers (-11%; 6,5%), Kroaten (-12%, 3%), Britten (-13%; 2,5%), Nederlanders (-4%, 2,8%) en Oostenrijkers (-1%, 7,5%) er het sterkst in.        

Inkomend toerisme

Het Sloveense CBS houdt weinig tot geen gegevens bij over dagjesmensen, maar hun bijdrage aan de toeristische inkomsten is erg groot. Bij dagjesmensen uit het buitenland lag ze in 2003 rond de 43% van het inkomen uit buitenlands bezoek (in Oostenrijk bijv maar 12% in 08). Het internet wordt een steeds belangrijkere informatiebron voor potentiële bezoekers van Slovenië. Ze zijn het vaakst op zoek naar evenementen, maar landschap, actieve vakanties en culinaire routes steken ook boven de middelmaat uit. Voor Italianen (grootste groep bezoekers) was het internet de hoofdbron (61% in 08), gevolg door familie en vrienden (32%) en reisbureaus (15%). Sinds 2004 zijn de grenzen met de Eu landen open zodat qua vervoer moeilijk meer na te gaan is welk deel van de toeristen de grens over land passeert. Wel is na 2004 het aandeel van vliegverkeer sterk gestegen. Onder de 1,7 miljoen betalende verblijfstoeristen in 2008 (+1,2% t.o.v 07; ruim 60% meer dan in 2000) vormden naar herkomst Italianen het grootste contingent (21,3%), gevolgd door Duitsers en Oostenrijkers (beide 11%), Kroaten 6%, Britten 4,5%; Nederlanders (62.000, 3,5%) Fransen (3,2%) en Hongaren 3%. Bij de Italianen, Kroaten, Nederlanders en Hongaren was sprake van een stijgende lijn sinds 2005 en bij Duitsers, Oostenrijkers en Britten van een dalende (voor overnachtingen en tendensen in 09: zie onder verblijfsaccommodaties hierboven). Bij buitenlandse verblijfstoeristen stonden naar bestemming de bergen bovenaan, gevolgd door overige toeristenoorden, Ljubljana, kustplaatsen en kuuroorden. Qua overnachtingen was de volgorde bergen 28%, kust 22%, kuuroorden 21%, Ljubljana en overige (beide 14%). De kustregio boekten de meest overnachtingen per Sloveense bewoner met daarna de bergregio Gorenjska in het noordwesten en de meest oostelijke regio Pomurska.

Reisgedrag van Slovenen

Op http://www.slovenia.info/?home=0 is via business website/ market research info te vinden over reisgedrag van Slovenen, bijv uit enquêtes van het Slovenian Tourist Board. Hieruit blijkt dat qua reislust hoog opgeleiden, jongeren, mannen en werkenden ook in Slovenië relatief hoog scoren en werklozen, bejaarden en boeren laag. Naar regio scoort centraal Slovenië opvallend hoog. Qua trend daalde door de kredietcrisis het aandeel dat met zomervakantie ging licht (50% zomer 2009, 56% zomer 08, d.w.z -6%; 23% winter 09/10, geen verandering) en het aandeel van kortere vakanties (van dagtochten tot 3 nachten) steeg wat. Het hoofdmotief in de zomer was ontspanning en rust bij de zee (76%), op afstand gevolgd door natuur (7%), en gezondheid of bezoek aan familie of vrienden (beide 5%), sport/beweging 4% en religie/cultuur 3%. Hieraan veranderde t.o.v 08 weinig. Vanwege gemengde motieven ligt e.e.a in de praktijk genuanceerd (grote rol van ontspanning/ zeerust 71%, gezondheid/welzijn 55%, natuur 55%, sport/beweging 29%, bezoek familie vrienden 37%, cultuur/religie 19%, sportevenement 17%). In de winter scoort ontspanning als hoofdmotief lager (29% in 09/10) en de rest hoger (beweging 20%, natuur 17%, welzijn 14%, oud en nieuw 7%, vrienden/familie 6%, cultuur/religie3%, sportevenement 1%). Met inbegrip van nuances stond dan gezondheid/ welzijn bovenaan 55%, gevolgd door sport/beweging 47%, natuur 45%, bezoek familie vrienden 37%, cultuur/religie 25 en sportevenement 16%. Qua reden om niet met vakantie te gaan sprong geldgebrek er uit (44% zomer 09; 48% winter 09/10), gevolgd door ziekte 15%, tijdgebrek (z 11%, w 17%) te oud 8% en geen zin of boer (beide 3%). T.o.v zomer 08 won tijdgebrek en m.n leeftijd terrein. In de zomer van 09 had 3% en in de winter van 09/10 had 7% een zakelijke reden om een reis te plannen. 

Onder de geplande bestemmingen werd in de zomer Kroatië het vaakst genoemd (46%), gevolgd door Slovenië 24%, Italië 7%, Griekenland 6,8% en Frankrijk en Montenegro (beide 4%). T.o.v een jaar eerder zakten Slovenië en Kroatië wat in de belangstelling, Griekenland en Italië bleven gelijk en andere landen wonnen terrein (van 23 naar 46%; men kon meerdere bestemmingen invullen). In de winter bleef het grootste deel in eigen land (35% in 09/10), op afstand gevolgd door Oostenrijk 13%, Italië 11,5%, Kroatië 7,7% en Frankrijk 4,1%. Ook nu verloor t.o.v een jaar eerder Slovenië wat terrein en wonnen landen buiten de buurlanden (46 om 34%). Zonder kredietcrisis zou men in de zomer verder weg willen. De organisatie houdt de meerderheid in eigen hand (75% zomer 09, 64% winter 09/10), gevolgd door de groep die het over liet aan een reisbureau (z 19%, w 25,5%), een club of bedrijf  (z 5%, w 6%) of vrienden/ familie (z 1%, w 4%). T.o.v 08 won zelforganisatie in de zomer (+3%) en verloor het in de winter terrein (-10%). In de zomer ging dit ten koste van de reisbureaus (-3%) en in de winter profiteerden clubs/ bedrijven en reisbureaus dus niet.

In 2008 maakten Slovenen van 15plus 4,4 miljoen toeristische reizen (+3% t.o.v 07); waarvan 44% (1,93 miljoen) in eigen land (in 2007 1,75 miljoen, d.w.z +10%) en de rest (56%) naar het buitenland (-2%). In 84% van de gevallen betrof het een privé-reis (3,73 miljoen reizen; +2%). Deze ging nog steeds het vaakst naar het buitenland (52,4%; -4,5%; eigen land 47,6%; +10%). In 43% van de gevallen ging het om een lange privé reis (4 of meer overnachtingen; 1,58 miljoen, -5%). Vooral deze reizen gingen vaak naar het buitenland (1,16 miljoen ofwel 73,5%, -9%) al won het eigen land ook hier terrein (16,5%: +6%). Van de korte privé reizen voltrok zich 64% in eigen land. In 2008 ging van de 655.000 zakenreizen (16% van alle reizen in 08; 14% in 07) bijna 80% de grens over (evenveel als in 07). Bij alle 4,4 miljoen reizen boekte men gemiddeld 4,4 overnachtingen (eigen land 3; buitenland 5,6). Bij lange privé-reizen bleef men 8,3 nachten weg (eigen land 6,9; buitenland 8,8) en bij zakenreizen 3,3 nachten (eigen land 2; buitenland 3,6). Bij alle buitenlandse reizen stak Kroatië als reisdoel met kop en schouders overal boven uit (45%, bijna allemaal vakantiereizen; het is er ook voor Slovenen goedkoop en er is veel strand); gevolgd door Italië 8%, Oostenrijk 7%, Bosnië en Duitsland (beide 6%) en Servië 3%. Bij zakenreizen ging Duitsland aan kop (12%), met daarna Italië (10%), Kroatië (9%), Oostenrijk (8%) en Servië (5%; bron Sloveens statistisch jaarboek 2009).