Wetenswaardigheden
Duitsland, buitenland en minderheden
Het aantal in Nederland woonachtige Duitsers daalde tussen 1996 en 2008 van 411.503 naar 379.610 (bron CBS). Ze vormen, na mensen uit het voormalige Nederlands-Indië, de grootste groep allochtonen in NL. Het merendeel van hen (277.558 in 2008) behoort tot de 2e generatie (i.e in Nederland geboren kinderen uit 1 of 2 Duitse ouders).
In 2006 woonden in heel Duitsland 128.000 Nederlanders en net over de Nederlandse grens zo’n 30.000. Door de relatief lage grondprijzen zijn de huizen er goedkoop. Wel kost het kopen of laten bouwen in Duitsland veel bureaucratische rompslomp.
Het onderwijssysteem is in Duitsland meer praktijkgericht dan in Nederland. Duitsland is verhoudingsgewijs een land van praktijkgerichte doeners en Nederland een land van dienstverlenende denkers.
In de VS vormen nazaten van geïmmigreerde Duitsers de grootste bevolkingsgroep.
Onder de 75 miljoen Duitse staatsburgers zijn zo’n 7 miljoen immigranten met een Duitse nationaliteit (Aussiedler). Daarvan komen rond 4,3 miljoen uit Pruisen, de voormalige Sovjetunie (Russlanddeutsche: 51%) en Polen (34%). Het Poolse Silezië en het niet meer bestaande Pruisen hoorden t/m de 2e wereldoorlog bij Duitsland.
Onder de 7,3 miljoen Duitsers die (tevens) een buitenlands paspoort hebben vormen de Turken (1,7 miljoen in 2006) de grootste groep, gevolgd door 2.1 miljoen Eu burgers (Italianen 528.000, Polen 394.000, Grieken 295.000). De rest (3,2 miljoen) komt van buiten de EU. In Duitsland lopen bijv rond een miljoen voormalige Joegoslaven rond.
Buitenlanders hebben in Duitsland vaak een eigen subeconomie opgebouwd. Zo hebben Turken met een eigen bedrijf meestal vrijwel alleen Turkse werknemers en klanten.
Vooral Duitsers van de naoorlogse generatie generen zich vaak tegenover buitenlanders voor hun nationale identiteit en mensen uit de voormalige DDR voelen zich op hun beurt dikwijls weer de mindere t.o.v. van bewoners van de vroegere BRD.
Onder de oude etnische minderheden vallen zo’n 30.000 Denen, 50.000 (Oost)friezen, 60.000 Sorben, ruim 400.000 witte zigeuners of Jenische en zo’n 70.000 Sinti zigeuners die oorspronkelijk uit India komen.
Al deze groepen hebben een eigen cultuur en taal. De Jenische spreken een eigen Hoogduits dialect. Op de Duitse Waddeneilanden wonen zo’n 10.000 Friezen die het Noord Fries nog beheersen.
Zakenwereld en economie
Op 20 juni 1991 is de bondsdag verhuisd van Bonn naar Berlijn met 338 stemmen voor en 320 tegen. Berlijn is nu de officiële hoofdstad.
Frankfurt is naast het financiële hart een belangrijk cultureel centrum en Hamburg is de grootste handels en havenstad. In het Ruhrgebied zetelt de zware industrie en München is, behalve trekpleister van moderne kunsten centrum van automobielindustrie (BMW). Andere centra zijn Stuttgart (Daimler/Chrysler en Porsche) en Wolfsburg (VW).
Handelsmarkten als de Frankfurter Buchmesse worden veel gebruikt om nieuwe producten te introduceren.
De Duitse overheid heeft een flinke vinger in de pap bij honderden bedrijven en deze houden zich erg streng aan de verordeningen van hogerhand.
De drie grote banken (de Duitse, de Dresder en de handelsbank) domineren de zakenwereld doordat ze zich met alle aspecten van het zakenleven bezig houden.
Alle bedrijven met meer van 500 werknemers in het land hebben een raad van toezicht die een raad van bestuur benoemt die uiteindelijk de beleidsbeslissingen neemt.
Door de uitstekende arbeidsvoorwaarden (lange betaalde vakanties, goede ziektewet) is personeel in Duitsland zo ongeveer het duurste ter wereld.
De regionale verschillen zijn in Duitsland erg groot. Het BBP per hoofd varieerde in 2006 bijv van ruim €19.000 in Brandenburg en Thüringen tot €49.000 in Hamburg.
Het Duitse opleidingsniveau is vrij goed. Met name de beroepsopleidingenstructuur heeft geleid tot gespecialiseerde vakmensen, die in hoog aanzien staan.
De Duitse industrie kent veel massaproductie en lopende bandwerk, uitgevoerd door specialisten. In Nederland legt men meer de nadruk op multi-inzetbaarheid.
Zorgen en toekomstverwachtingen van de Duitsers
Eind 2006 vormden onzekerheid over pensioenen (43%, EU25 35%), werkloosheid (47% om 36%) en de armrijk kloof (32% om 30%) de top3 van zorgenkindjes. Aan het 3e punt is de armrijk kloof tussen Oost en west Duitsland wellicht debet.
Het deel van de Duitsers dat zich zorgen maakte over gezondheidszorg (30 om 26%) en terrorisme (27 om 25%) lag ook iets boven het EU gemiddelde.
Opvallend weinig Duitsers maakten zich zorgen over kosten van levensonderhoud (19 om 35%), immigratie (8 om 14%), milieu (8 om 13%), misdaad (20 om 25%), gehandicaptenzorg (2 om 4%) en vervoer/ files (0 om 2%).
De Duitsers waren eind 2006 naar EU maatstaven erg pessimistisch in hun vooruitzichten voor het komende jaar.
Dit geldt m.n voor de eigen toekomst in het algemeen (beter: DL 20%, EU25 35%; slechter: 62% om 25%), de eigen financiële toekomst (beter 13%, laagste EU; EU 25%; gelijk 26 om 16%) en de eigen baansituatie (beter 15 om 22%; slechter 68 om 62%).
Het volksdeel dat verwachtte dat het leven voor de volgende generatie makkelijker zou worden was het kleinste binnen de EU (3 om 25%). De grootste zorgpunten hier waren opnieuw pensioenen (47%, hoogste EU, EU 30%), werkloosheid (49 om 40%) en armrijk kloof (43%, hoogste EU: EU 16%).
Het levenscredo “je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn” kan in Duitsland naar EU maatstaven wellicht op een hoge aanhang rekenen. Veel Duitsers stellen zaken graag wat pessimistisch voor in de hoop dat het in de praktijk mee zal vallen.
Een te rooskleurige voorstelling van zaken wordt door veel Duitsers erger gevreesd dan een te pessimistische voorstelling.
De cultuurdimensies van Hofstede in Duitsland en Nederland
De Nederlandse cultuursocioloog Hofstede onderzocht ruim 80 landen op de 4 cultuurdimensies machtsafstand, onzekerheidsvermijding, individualisme – collectivisme en masculien-feminien.
In zowel Duitsland als Nederland is de machtsafstand klein. Dat betekent dat men in beide landen niet voor zoete koek aanneemt dat de één meer macht heeft dan de ander.
Macht op basis van ervaring, vakkundigheid, diploma’s en prestaties wordt in beide landen wel geaccepteerd, maar macht puur op basis van bijv afkomst of leeftijd niet.
Meer ervaring en dienstjaren leiden in Duitsland wel tot meer beslissingsbevoegdheid. Een snelle carrièremaker die nog jong is wordt er wat gewantrouwd.
Duitse werknemers zijn gehoorzaam, maar ze willen niet op de vingers gekeken worden. Een werkgever wordt geacht loyaal te zijn en dit tot uiting te brengen via vertrouwen in vakkennis en verantwoordelijkheidsgevoel van de werknemer.
Het contact tussen hoger en lager geplaatsten die elkaar goed kennen kan (op initiatief van de hogergeplaatste) erg informeel en gelijkwaardig verlopen; ook op het werk. Zodra er echter een buitenstaander bijkomt kruipt men uit angst voor ondermijning van de eigen formele positie in de rol die daarbij hoort.
De steile hiërarchie die Nederlanders ervaren in Duitse organisaties is dus tot op zekere hoogte een façade die men wenst op te houden voor de buitenwacht.
Duitsland scoort gemiddeld op onzekerheidsvermijding (angst voor onbekende risico’s). In Nederland is deze angst een weinig kleiner.
Mede hierdoor hechten Duitsers meer dan Nederlanders aan het vastleggen van regels en verantwoordelijkheden en delegeren ze, anders dan Nederlanders, weinig. Men wil nog sterker dan Nederlanders weten waar men aan toe is.
Daardoor is de voorliefde voor een planmatige stap voor stap aanpak (met check en dubbele check) opvallend aanwezig.
Duitsland is (net als het VK, de VS, China en Japan) masculien en Nederland is (net als Scandinavië) sterk feminien. Hierin ligt het grootste verschil tussen beide landen.
Begrippen als competitie en vrije markt mogen in Duitsland op relatief veel sympathie rekenen en in Nederland termen als zorgsamenleving en het beschermen van wat kwetsbaar is. Zwakken moeten in Duitsland juist sterk worden.
De bijstandsuitkeringen zijn in Duitsland een stuk lager dan in Nederland. De meeste Duitse bijstandsgerechtigden vinden zichzelf een loser en liggen dusdanig met zichzelf overhoop dat ze in een inrichting verkeren.
Bij internationale voetbaltoernooien delen Nederlandse supporters dikwijls een biertje met supporters uit een land dat van Nederland verloor om ze te troosten terwijl Duitsers supporters hun soortgenoten van de verliezende partij vaak uitjouwen.
Nederlanders zien “geluk hebben” veel vaker dan Duitsers als oorzaak van het feit dat iemand het ver bracht in het leven (34 om 19% eind 2006).
Het competitie-element samen met de relatief hoge onzekerheidsvermijding werken de Duitse gerichtheid op insignes (zoals bij de padvinderij), diploma’s, titels etc in de hand.
Anders bij Nederlandse Porschebezitters komt het bij Duitse Porschebezitters nooit voor dat ze zich generen om in hun vehikel rond te rijden.
Het idee dat “Herr Doktor” in Duitsland overal “Herr Doktor” is berust wel enigszins op waarheid. Als academicus telt men pas mee wanneer men is gepromoveerd. Desondanks stellen Duitsers zich privé vaak veel informeler op dan in functie.
Nederland is iets meer een individualistisch land dan Duitsland. In beide landen overheerst een schuld en excuus cultuur, maar schaamte en ontkenning uit angst voor gezichtsverlies speelt in Duitsland wat meer op dan in Nederland (in collectivistische landen als Turkije, Marokko, China en Indonesië speelt dit echter nog veel sterker).
Het heeft decennia lang geduurd voordat in Duitsland openlijk gepraat kon worden over de schande van het Nazi verleden.
In Nederland staan zelfbepaling, zelfontplooiing en doelen nastreven voor zichzelf of het eigen kerngezin wat hoger in het vaandel dan in Duitsland. Bepaald worden door anderen speelt in Duitsland een wat grotere rol dan in Nederland.
De collectivistische opties “de goede mensen kennen” (28%; NL 22%; EU 26%) en “uit een goede familie komen” (8%, NL 2%: EU 9%) als manieren om verder te komen werden eind 2006 door Duitsers vaker gekozen dan door Nederlanders.
Het aandeel Duitsers dat goed onderwijs als manier zag om verder te komen is het grootste binnen de EU25 (81 om 62% eind 2006). Het deel dat “slim zijn” koos was ook vrij groot (23% om 17%).
Het gedeelte Duitsers dat geloof in de Amerikaanse droom van hard werken hoog inschatte als manier om het ver te schoppen behoorde tot de kleinste 3 binnen de Eu (28%, Eu 45%). Geluk hebben (19 om 25%) werd ook relatief weinig gekozen.
Voor bezoekers
Winkels mogen tussen 6 en 20.00 uur open zijn. Op zon en feestdagen zijn ze dicht. In toeristenplaatsen, op stations en vliegvelden en bij bakkers en tankstations gelden ruimere openingstijden.
Banken zijn op werkdagen open van 9 tot 16 uur (op donderdag vaak tot 18.00 uur; in steden vaak ook op zaterdag).
In Duitsland zijn veel hotels en pensions, maar bij beurzen of evenementen is vooraf reserveren aan te bevelen.
Restaurants zijn er in allerlei soorten en maten en ze zijn relatief goedkoop. Oost Duitsland is qua aanbod met een inhaalslag bezig.
Het roken in openbare gelegenheden is verboden in Duitsland, maar in enkele deelstaten werd medio 2008 het verbod voor kleine horecagelegenheden opgeheven.
Duitsland kent net als Nederland vakantiespreiding. De grote schoolvakanties (6 tot 7 weken) vallen tussen half juni en half september. In Beieren zijn ze altijd laat.