Woonsituatie

Demografische ontwikkelingen en overheidsbeleid

O.m. via http://www.dst.dk/HomeUK.aspx (het Deense CBS), in “housing statistics in the European Union 2005/2006” (wel wat meer gedateerd) en via Eurofound (Eurlife indicator, EQLS 2003 en 2007) en Eurostat is info te vinden rond wonen. Naar EU maatstaf zijn de Deense huishoudens het kleinst binnen de EU (gemiddeld 2 personen per huishouden tussen 2004 en 2008, EU15 van 2,4 naar 2,3). Het aandeel eenpersoonshuishoudens is veruit het grootst (van 43,5 naar 46% tussen 04 en 08 met een relatief grote de bijdrage van 65minners) en het gedeelte met 3 of meer volwassenen zonder kinderen is tegelijk het kleinst (van 1,6 naar 0,9%, EU15 8,3% in 08). Het gedeelte paren zonder kinderen daalde wat en ligt iets onder de EU15 normaal (27% in 08; wel met veel 65minners) en het gedeelte huishoudens met afhankelijk kinderen behoort tot de kleinste binnen de EU. Het zakte van 27 naar 26% (EU15 31%). Daaronder zijn er weinig van 3 of meer volwassenen met kinderen (1,1%, kleinste aandeel EU, Eu15 4,4%). Ook paren met 1 kind zijn ondervertegenwoordigd (6,8 om 9,2%), paren met 2 kinderen benaderen de normaal (9,2 om 10,3%) en paren met meer kinderen zijn er tamelijk veel (3,7 om 3,2%). Ook telt DK relatief veel eenoudergezinnen (rond 5,5%, EU15 van 4,4% naar 4%). Het land kent een geringe verstedelijking. In 2008 woonde 1 van de 3 van de Denen (EU15 51,5%, NL 62%; BE 53%) in een gebied met meer dan 500 inwoners per km² en 1 van de 4 in een gebied met minder dan 100 per km² (NL 2,2%, BE 4,3%; Eurostat: living conditions, housing conditions).

Volgens http://www.cecodhas.org/content/view/95/130/ valt al dan niet sociale huisvesting en stadsvernieuwing in DK sinds 2004 onder het ministerie van sociale zaken. Sociale woningbouw staat in DK gelijk aan publieke verhuur en de toegang is open voor alle inkomens. De huur wordt vastgesteld op basis van de kosten en woningen worden toegewezen via wachtlijsten. Men kent huursubsidie voor lage inkomens. Het beleid is er op gericht dat huisbazen huurders geen poot uittrekken. Huisbaas en huurder kunnen een huuradviescommissie en daarna een speciale rechter (boligretter) inschakelen. Aandachtspunten in het beleid waren rond 2007 huisvesting voor gehandicapten en studenten, sociale nieuwbouw en betaalbare woningen voor lage en middeninkomens, gepensioneerden (bijv. bouw van private verhuurwoningen) en jonge gezinnen en het voorkomen van gettovorming. Gemeenten doen de huisvesting voor ouderen en beschikken daartoe over maximaal een kwart van de leegstaande woningen in het bestand voor sociale woningbouw. Voor de rest voorzien naast 760 stichtingen die zijn verdeeld in 7600 wijken woningcoöperaties in sociale huisvesting. Deze doen met toestemming van de gemeente ook aan nieuwbouw, renovatie en stadsvernieuwing. De wijken kennen door de huurders gekozen wijkraden van huurders die over het budget voor onderhoud en gemeenschapsvoorzieningen gaan. De voorzieners vinden de sociale huisvesting te strak gereguleerd en willen een meer flexibele financiering.

De multicultiwijk Nørrebro in Kopenhagen wordt in TV reportages wel gepresenteerd als getto en met de Deense volkspartij als gedoogpartner van de regering lijkt het streven gettovorming tegen te gaan zijn doel voorbij te schieten. Niet westerse immigranten en autochtone Denen leven steeds meer langs elkaar heen.

Woningbestand

Doordat men de ruime heeft is qua woningtype het aandeel flatbewoners klein (29% met een relatief groot aandeel sociale huurwoningen, EU15 41% in 2008 volgens Eurostat), maar daarbij zijn flats met meer dan 10 eenheden weer sterk vertegenwoordigd (22,3 om 21,2%, kleinere flats 6,5 om 20%). De flats zijn vooral te vinden in de grotere steden. In kleinere steden zijn ruime buitenwijken met laagbouw van vrijstaande woningen omringd door een tuin meer beeldbepalend. Het volksdeel in zo’n woning was het grootst binnen de EU15 (59% tussen 04 en 08; EU15 van 32 naar 30%) en voor 2 onder 1 kapwoningen of rijtjeshuizen (12 om 27%) en andere woonvormen (0 om 2%) blijft daardoor weinig ruimte over. Volgens het Deense CBS (statistiscal yearbook 2010) zakte tussen 1960 en 2009 het aandeel huishoudens in een boerderij van 12,4 naar 4,4% en in een meergezinswoning van 55 naar 39,5%, terwijl het aandeel in en eengezinswoning steeg van 32,5 naar 44%.

Het woningbestand groeide tussen 1990 en 2009 met 11% naar 2,7 miljoen eenheden (weekendhuisjes +13%, 2onder1kap en rijtjeshuizen +34%). Door de vele eenpersoonshuishoudens was het in 2007 het op 2 na dichtst in 19 EU landen (530 woningen op 1000 inwoners). Ook was het aan de oude kant (32% vooroorlogs, 11% tussen 1990 in 2009; NL respectievelijk 21% en 17%, BE 30 en 17% t/m 2006). Tussen 1995 en 2007 kende DK een doorsnee nieuwbouwcijfer (5,7 per 1000 inwoners in 2007; bron construction and housing in Ireland 2008). In 2005 stonden er relatief weinig woningen leeg (6,3% van het bestand; EU rond 11%). De bouwproductie steeg tussen 2005 en 2007 iets sterker dan gemiddeld in de Eu15 (rond 4 om 2%). in 2008 lag de daling rond de Eu normaal (5,5%), maar in 2009 lag ze daar flink boven (-17 om -9%). De piek in de productie van nieuwbouwwoningen viel tussen 1969 en 1974. Ook tussen 2003 en 2007 lag ze hoog. In 2007 kwamen er 31.000 woningen gereed, maar in 2009 nog geen 17.000 (niveau van voor 03). Het aantal bouwvergunningen en begonnen nieuwbouwprojecten lag nog niet op de helft van 2008. M.n. bij renovaties, maar ook bij vrijstaande woningen was het verschil kleiner.

Kwaliteit van het bestand

De doorsnee Deen heeft naar EU maatstaf veel woonruimte. Het vloeropper­vlak per woning was in 2005 met 113 m² het grootst binnen de EU na dat in Luxemburg (nieuwbouw echter 107 m²) en per persoon was ze met 52,5 m² pp het grootst (weinig bewoners per eenheid). Het aantal kamers per wo­ning lag in 03 met 3,8 rond de EU25 normaal (EU 4,1). Nieuwbouw woningen telden toen 3,4 kamers. Eurostat kwam voor 2005 t/m 2008 op gemiddeld 1,8 kamers pp (EU15 1,7k; huur 1,8k; EU15 1,5 k; koop 1,9 om 1,8k pp). Tussen 2005 en 2008 kwamen volgens deze bron de laagste inkomens (onder 60% modaal) op 2 kamers pp (om 1,6). EQLS 2007 kwam voor 2007 op 16% klachten over ruimtegebrek (EU15 ook 16%). In 2008 had volgens Eurostat 7,3% van de huishoudens (objectief) ruimtegebrek (EU15 10,3%). In 2009 had qua voorzieningen 93,5% centrale verwarming en 96% had een douche of bad. De tabel hierna biedt info over voorzieningen, staat van onderhoud en veranderingen tussen 2003 en 2008 in DK vanuit EQLS enquêtes en Eurostat vergeleken met de EU15 (EU).

Item

EQLS

Eurostat

2003

2007

2005

2008

DK

EU

DK

EU

DK

EU

DK

EU

Ruimtegebrek

19

17

17

16

7,4

10,7

7,3

10,3

Huisrot/huiszwam

5

8

9

8

8

16

9

15

Vocht en lekkage

11

12

17

11
Geen douche/ bad

2

1

0,7

0,7

0,7

0,5

Geen doorspoeltoilet

1

1

1

0

1

0

1

Geen plaats om buiten te zitten

9

12

Huis te donker

4

8

4,3

7

2 of meer klachten

5

9

12

12

1,2

3,7

1,3

3,3

De onderzoeken verschillen op het punt van ruimtegebrek (EQLS ervaren gebrek, Eurostat volgens objectieve criteria voor de ruimte), doorspoeltoilet (EQLS geen, Eurostat geen eigen zoals vaak bij kamerbewoning) en effecten van vocht zoals lekkage, huisrot etc. In 2009 had ruim 3% van de hoofdbewoners een 1 kamerwoning. In 2008 kwamen de lage inkomens (onder 60% modaal) er behalve bij douche noch bad beter vanaf dan gemiddeld in de EU15 (vochtproblemen 11%, -13% t.o.v. 05; EU15 23%, -5%; douche noch bad 2,6%;, -3%, EU15 1,2%, -30%, geen eigen doorspoeltoilet 0% in beide jaren; EU15, 1,5%, -30%; huis te donker 8,5%, +50%, EU15 10,5%, -10%; Eurostat). Men gaf bij de EQLS enquête in 2003 het onderkomen als geheel een 8,4 als cijfer (hoogste EU, EU15 7,7) en in 2007 een 8,5 (weer hoogste, Eu15 opnieuw 7,7). Eind 2006 waren relatief velen erg tevreden met hun woning (55%, EU25 44%; redelijk tevreden 39 om 48%, ontevreden 6 om 8%; EB 273, wave 66,3, QA 3.1).

Het aandeel met klachten over de woonomgeving was in 2007 in alle opzichten kleiner dan gemiddeld in de oude lidstaten (herrie 27%, EU15 42%; luchtkwaliteit 23 om 41%, waterkwaliteit 6 om 31%, zwerfvuil 21 om 45%, toegankelijke recreatie en groen voorzieningen 7 om 32%, misdaad, geweld en vandalisme 31 om 45%; 2 of meer klachten 30%, laagste EU27, EU15 56%; EQLS 07). Volgens Eurostat had in 2006 en 2008 rond 18% last van herrie (EU15 van 24 naar 22%, -8%; lage inkomens 22%, -18%, EU15 25%, -6%), het deel met last van vervuiling en zwerfvuil lag iets onder 8% (EU15 16%, -4%; lage inkomens rond 11%, EU 17%, -5%) en het deel met klachten over vandalisme en misdaad ging van 13,5 maar ruim 16% (+20%, EU15 rond 16%; lage inkomens rond 16%, EU15 20%). Eind 2006 waren velen erg tevreden met hun woonomgeving (49%, EU27 33%; redelijk tevreden 44 om 53%; ontevreden 8 om 13%) en het volksdeel dat bevestigde dat het in het donker bij hen in de buurt niet veilig is om over straat te lopen was toen klein (15%, EU25 29%; EB 273, QA 21). Begin 09 kozen weinig Denen voor zichzelf (3%, Eu27 6%) maar relatief veel voor het land (9 om 6%) huisvesting bij de 2 grootste punten van zorg uit 14 opties. Vrees voor dakloosheid kwam nazomer 09 weinig voor (3%, EU en BE 7%, NL 1%).

Bereikbaarheid en betaalbaarheid van het bestand

Rond 2006 was 15% van de nieuwbouw bestemd voor publieke verhuur. Van het bestand bestond toen 22% uit publieke huurwoningen en 11% uit private verhuur. Het aandeel huurders lag tussen 2003 en 2008 rond 33% van de huishoudens (33,5% in 08; allemaal tegen marktprijs; EU15 29%, waarvan 13% tegen gereduceerd tarief) en de rest (66%, Eu 71%) was dus huiseigenaar (Eurostat). Anders dan in de EU daalde het aandeel huurders niet (EU15 -20%). Onder de 66,5% huiseigenaren was 14,5% volledig eigenaar (EU15 38,5%) en 52% eigenaar met hypotheekschuld (-6% t.o.v. 2005, EU15 33%, +10%). Global property guide kwam voor 2008 op 51% eigen woningen en 47% huurwoningen. Eigen woningbezit moedigt de overheid aan met belastingaftrek van hypotheekrente en onderhoud. In 2008 kreeg 21% van de huishoudens woonsubsidies (hoogste EU). De overheidsuitgaven aan huisvesting en gemeenschap voorzieningen lagen tussen 04 en 08 onder de Eu15 normaal (0,6% BBP om 1% BBP, Eurostat). De gemeenten doen de sociale huisvesting.  

Op http://www.globalpropertyguide.com/ is info te vinden over de ontwikkeling en actuele stand van huizenprijzen. De woonlasten incl. vaste lasten zijn in DK relatief hoog. Volgens CECODHAS lagen ze tussen 1995 en 2004 30 tot 40% boven de Eu15 normaal (37% erboven in 04, hoogste EU). De huren stegen t/m 2003 relatief sterk (+23%;  EU25 +18%) en de bouwkosten naar verhouding weinig (+10% tussen 2000 en 2005, EU +19%). Volgens global property guide bereikten de huizenprijzen in 2006 een piek (+25% t.o.v. 2004) en medio 2009 een dal (10% lager dan in 2004). In het 1e kwartaal van 2010 lagen ze weer 3% hoger dan een jaar eerder. De prijs van koopflats steeg landelijk met 5% naar €2445 per m² (Kopenhagen €3056 per m²) en die van vrijstaande koopwoningen landelijk met 0,8% naar €1632 per m² (Kopenhagen €2809 m²). De gemiddelde prijs lag toen zo’n 20% hoger dan in NL, maar de huuropbrengst per jaar was lager (4,4% van de koopprijs, NL 6,6%). Voor buitenlanders die niet in het land werken en er geen banden mee hebben is de woningmarkt erg ontoegankelijk. Men heeft  bijv. langs de kust de verkoop van zomerhuizen aan Duitsers willen beperken. Men kan tot 80% van de waarde lenen. Leningen met een vaste rente verloren na 2000 terrein ten gunste van een variabele rente. Begin 2009 had 58% van de bestaande en 80% van de nieuwe hypotheken een variabele rente. Tussen oktober 08 en maart 09 zakte de hypotheekrente van 6,7% naar 4,2%. De waarde van uitstaande hypotheken groeide tussen 2000 en 2008 van 90 naar 120% van het BBP (EU rond 50% BBP).

Volgens Eurostat vielen de woonlasten (alles meegerekend) in 2006 en 2007 met 30 en 28% van het huishoudbudget onder de EU top (EU15 24 en 23%), maar lagen ze in 2008 nog maar op 19,5% van dat budget (EU15 toen 23%). In 2008 bedroegen ze naar landelijke koopkracht p/m gemiddeld €462 (EU15 €535). Voor huurders kwamen ze op €424 (in 07 nog €562, d.w.z. -25%; EU15 €612, +4%) en voor eigenaars op €481 (-26%, EU15 €541, +6%). Bij de lage inkomens (onder 60% modaal) lagen de lasten in 07 op 41% van het budget (Eu15 40,5%) en in 2008 nog maar op 32% (EU15 41%). In 2008 bedroegen ze gemiddeld €293 (eigenaars €189; EU15 €407; huurders €370, EU15 €519). In 2007 lag 14% van deze huishoudens achter met betaling van woonlasten (EU15 19%), maar in 2008 nog maar 9% (laagste EU15 na Luxemburg, EU15 19%: achterstand gas en lichtrekening 4,7% om 15%). Het deel van deze groep dat de woonlasten als zware last ervoer was het kleinst binnen de Eu en zakte van 2007 op 2008 een fractie (van 12,5 naar 12,1%,; EU15 van 46 naar 49,5%).